Zacheüs
Tekst: Lukas 19 : 8
“Zacheüs nu ging staan en zei tegen de Heere: Zie, de helft van mijn goederen, Heere, geef ik aan de armen, en als ik van iemand iets heb afgeperst, geef ik dat vierdubbel terug.”
Op 31 oktober 1517 maakt Maarten Luther zijn 95 stellingen bekend op het informatiebord van de universiteit, de deur van de slotkapel in Wittenberg. Binnen veertien dagen waren ze (in die tijd!!) in heel Duitsland bekend. Er kwam een beweging op gang van actie en reactie. Een gevolg hiervan was dat Luther in 1521 door de paus buiten de kerk gezet, de ban is over hem uitgesproken. Als die 95 stellingen zoveel hebben losgemaakt, dan worden we nieuwsgierig. Waar gingen die stellingen over? Wat was zo bijzonder aan die stellingen? Wat kunnen we daarvan leren?
Luther had niet het plan in zijn hoofd om de Reformatie te gaan organiseren, met zijn 95 stellingen. Zijn bedoeling was een andere. Hij wilde binnen de Rooms Katholieke Kerk een discussie op gang brengen over een serieus probleem van die dagen. Boven zijn stellingen staat: “Debat tot opheldering over de geldigheid der aflaten”. De eerste van die 95 stellingen luidt als volgt: “Onze Heer en Meester Jezus Christus heeft, toen hij zeide: "Bekeert u, enz." (Mattheüs 4:17), bedoeld, dat het hele leven van de gelovigen een boete moet zijn.” Met zijn stellingen maakt hij duidelijk dat de genade van God niet voor geld te koop is.
De Kerk van de Middeleeuwen kende de praktijk van de boete en het sacrament van de biecht. Naast de boodschap van vergeving voor een zondaar kon ook een straf worden opgelegd waarin het berouw tot uitdrukking kwam, de boetedoening. De boetedoening had niet alleen betrekking op het huidige leven, maar ook op de tijd na het sterven, de leer van het vagevuur met de loutering van de ziel en de praktijk van de zgn. zielenmissen. De priester had het recht om de kerkelijke boetedoening vast te stellen. Deze boetedoening kon worden afgekocht door middel van de aflaat. De aflaat werd in die dagen een lucratieve handel in de kerk. De uitbouw van de Pieterskerk in Rome moest zo gefinancierd worden. Dit leidde tot de aflaathandel, met als bekende verkoper Tetzel. “Wanneer het geld in het kistje klinkt, het zieltje in de hemel springt”. De gevolgen laten zich raden. De rijkere mensen konden het kopen van de aflaat permitteren, de armere mensen werd geld afgeperst, onder de dreiging van de hel, voor henzelf en hun overledenen.
Tegenover de praktijk van de aflaathandel van zijn dagen benadrukte hij dat de ware schat van de kerk het allerheiligst evangelie van de heerlijkheid en genade van God is. Vergeving van zonde, schuld en straf krijgt een christen niet door het kopen van een aflaat maar door werkelijk berouw, en het geloof in de gekruisigde Heere Jezus. Het evangelie spreekt een zondaar vrij. Dat dient verkondigd te worden. We gaan verstaan hoe Luther, met zijn persoonlijke ontdekking, dat de rechtvaardige door het geloof zal leven, nu ook een sterk wapen in handen heeft om de hele middeleeuwse aflaathandel onderuit te halen. Door het evangelie van de geschonken genade werden mensen bevrijd van uitbuiting, en geleid naar de genade van Christus.
Luther heeft de boete niet afgeschaft. Maar hij heeft naar de Bijbel willen luisteren om te ontdekken welke boete God bedoeld heeft. Nu we in het kerkelijk jaar de periode van de lijdensweken ingaan krijgt dit nog een extra accent. Men moet de christenen leren, dat het beter is om de armen iets te geven dan aflaten te kopen, want door het werk van de liefde groeit de liefde in de mens. Heel duidelijk wordt de boete zichtbaar in het leven van Zacheüs. Als Christus niets voor ons betekent, dan leven we alleen maar voor de dingen van deze wereld die voorbij gaan. Voor de ontmoeting van Zacheüs met Christus leefde hij alleen maar voor zijn bezit, het werd een afgod. Nadat de Heere Jezus in zijn huis was gekomen, zien we een radicaal andere levenshouding. Zacheüs heeft niets afgekocht. Ruimhartig gaat hij de helft van zijn bezit uitdelen aan de armen, en wat hij heeft afgeperst mocht hebben, dat zal hij viervoudig vergoeden. Het geloof in Christus brengt tot een ommekeer in het leven.
Hij mocht God in Christus leren kennen en sinds die tijd keek hij anders naar zijn medemensen. Boete wordt zichtbaar in het afleggen van de zonde en het verlangen om naar al Gods geboden te leven.
Luther ging met de pen en zijn mond de strijd aan met de praktijk van de aflaathandel. De uitwerking hiervan was groot en velen tot zegen. Luther heeft de mensen van zijn dagen opgeroepen tot een Bijbelse boete. Stel eens, dat Luther de situatie van de kerk en de wereld van de 21e eeuw zou zien. Wat zou hij, in het spoor van Christus, tot ons zeggen? In onze situatie is de praktijk van de aflaat niet meer actueel. Of op een andere manier toch nog steeds? Ik denk aan de duistere praktijken met geld, de grote nadruk op geld en goed, de hebzucht en de grote (en structurele) verschillen tussen arm en rijk.
We lezen zijn eerste stelling: Bekeert u, het hele leven van de gelovigen moet een boete zijn. De actualiteit van zijn woorden is niet veranderd. Want Luther sprak de Heere Jezus na.
Ds. J.M. Viergever