Waarom spreekt U tot hen door gelijkenissen

Lastige vragen
Soms krijg ik wel eens een reactie na de preek waarop ik niet bedacht ben. Dat kan zijn in de vorm van een lastige vraag waarop ik niet zómaar één-tweedrie een antwoord paraat heb. Niets menselijks is mij vreemd. Maar laat het u/jou er niet van weerhouden om met uw/jouw vragen voor de dag te komen. Als er vragen leven naar aanleiding van de verkondiging, stel ze gerust. Dat biedt mij de gelegenheid om eropin te gaan, met als bijvangst dat ik er zelf ook het nodige van leer.

Ook Jezus wordt geregeld geconfronteerd met reacties en vragen die ons als lezers de wenkbrauwen doen fronsen. In Mattheüs 13 treffen we zo’n situatie. De discipelen komen naar Jezus met een vraag. Een vraag die je ook niet één twee-drie zou verwachten. Ze vragen Jezus namelijk naar de reden waarom Hij spreekt door gelijkenissen. Je zou toch eerder verwachten dat ze tegen Jezus zouden zeggen: ‘Jezus, wat spreekt U de laatste tijd toch mooi in beeldende bewoordingen. U maakt steeds vaker gebruik van beelden uit het dagelijks leven. Dat zal de hoorders vast en zeker aanspreken.’ Maar néé, dat is niet wat de discipelen tegen Jezus zeggen. Ze stellen de vraag: “Waarom spreekt U tot hen door gelijkenissen?” Anders gezegd: Waarom spreekt U de mensen aan door middel van beeldende verhalen?

Even voor de duidelijkheid eerst dit: het is mogelijk dat de discipelen de vraag die we in Mattheüs 13: 10b lezen gesteld hebben naar aanleiding van de eerste gelijkenis in Mattheüs 13 (van de Zaaier). In dat geval verwijst ‘gelijkenissen’ (meervoud) naar de verschillende beelden die Jezus in de eerste gelijkenis heeft gebruikt. Aannemelijker is het echter dat Mattheüs hier iets beschrijft dat heeft plaatsgevonden nadat Jezus de gelijkenis van het zuurdeeg verteld heeft. Dat is namelijk de laatste gelijkenis die Jezus tot de menigte in Mattheüs 13 spreekt. Wanneer dit laatste het geval is, slaat de aanduiding ‘gelijkenissen’ op de vier eerste gelijkenissen in Mattheüs 13 en heeft Mattheüs deze informatie bij het opschrijven wat naar voren gehaald, zodat de lezer al eerder aan het nadenken wordt gezet over het antwoord wat Jezus gegeven heeft op de vraag van de discipelen.

Terug naar de vraag. Want is het u/jou duidelijk welke gedachte er achter de vraag van de discipelen schuilgaat? Die gedachte ontvouwt zich namelijk in het antwoord dat Jezus geeft. En laat ik direct maar eerlijk zijn: de gedachte achter de vraag is vrij kritisch van aard. En ook best wel herkenbaar trouwens! Want Jezus mag dan wel gebruik maken van beelden uit de werkelijkheid van de mensen om Hem heen, maar daarmee is niet gezegd dat de gelijkenissen die Jezus vertelde makkelijk waren om te verstaan. Als er iets niet van de gelijkenissen van Jezus gezegd kan worden, is dat het ‘gemakkelijke voorbeelden’ zijn die moeilijke dingen duidelijk (en dus makkelijk) maken. En precies daar zit ‘m in de vraag van de discipelen ook het punt van kritiek. De discipelen merken namelijk dat Jezus helemaal geen positief resultaat boekt met het spreken in gelijkenissen. Er zijn veel mensen die bij het horen van de gelijkenissen, afhaken! Het wordt ze te lastig. Trouwens, zelf begrijpen de discipelen er in eerste instantie ook niet veel van. Kortom: Jezus, slaat U door te spreken door gelijkenissen niet juist de plank mis?

Messcherp antwoord
Jezus verstaat de gedachte achter deze vraag en gaat in de beantwoording van de vraag open en eerlijk, zelfs messcherp op de vraag in. Hij legt aan Zijn discipelen uit dat Hij door te spreken in gelijkenissen scheiding maakt tussen gelovigen en ongelovigen. Hij zegt in vers 11 dat aan degenen die in Hem geloven het gegeven is om de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen (die Jezus in de gelijkenissen voor het voetlicht brengt) te verstaan. Maar aan degenen die niet in Hem geloven is dat niet gegeven. Wie gelooft krijgt door middel van Jezus’ gelijkenissen nog meer kennis van het Koninkrijk der hemelen toegevoegd. Diegene zal overvloed hebben, zegt Jezus. (12) Maar wie niet gelooft, die zal niet ‘kennen’ en wat hem/haar als ‘kennis’ is geschonken, zal zelfs van hem/haar worden afgenomen. (12) “Daarom spreek Ik door gelijkenissen, omdat zij niet zien, ook al zien zij, en niet horen, ook al horen zij, en ook niet begrijpen.” (13) Wie weigert in Jezus te geloven, die kan, hoewel hij de beeldspraak wel herkent, de boodschap van Jezus beeldspraak niet verstaan of vindt de boodschap van Jezus ‘onverteerbaar’. Die is ziende blind en horende doof. En ja, die haakt dan ook vroeg of laat af. Jezus zegt er nog bij dat “in hen de profetie van Jesaja 6:9 vervuld wordt”. (14) Ze waren er in de tijd van Jesaja, ze zijn er in de dagen van Jezus, ze zijn er ook vandaag.


Gelijkenissen
Gelijkenissen zijn vaak kort. Ze lijken op uitspraken uit de wijsheidsboeken Job, Psalmen, Spreuken en Prediker. Het zijn eerder raadselspreuken dan verduidelijkingen. Jezus vraagt hiermee onze aandacht. Je bent er niet zo gauw klaar mee, want het zijn echte doordenkertjes. Jezus’ bedoeling ermee is, dat je je afvraagt: Wat wil Hij hiermee zeggen?

Gelijkenissen hebben dus altijd iets raadselachtigs. Ze bevatten diepere waarheden, die juist door de beeldspraak in eerste instantie wordt verhuld. Nog anders gezegd: Jezus spreken door gelijkenissen is een spreken in ‘geheimtaal’, waartoe je alléén toegang krijgt met de sleutel van het geloof. Niet dat gelovigen de gelijkenissen wel direct of in één keer verstaan. Zoals opgemerkt: Jezus’ discipelen begrijpen de gelijkenissen vaak evenmin als de andere mensen. Maar er is wel een verschil! Zij geloven in Jezus en zij gaan met de vraag of Hij het hun wil uitleggen naar Jezus toe. Die uitleg hebben zij nodig en die uitleg krijgen ze ook. Gelukkig legt Jezus Zelf veel van Zijn gelijkenissen uit, met als doel dat zij ook de gelijkenissen, die Hij niet uitlegt, zullen gaan begrijpen. (Mark. 4:13) Jezus oefent door middel van het spreken door gelijkenissen het ‘geestelijk denken’ van de gelovigen.

De evangelisten hebben de bijzondere boodschap van Jezus in gelijkenissen pas werkelijk goed leren begrijpen ná Pasen en Pinksteren. Dat had Jezus ook beloofd: “Maar de Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u in alles onderwijzen en u in herinnering brengen alles wat Ik u gezegd heb.” (Joh. 14:26) Het is Die Geest die ons ook vandaag nog steeds de weg wijst in heel de waarheid. (Joh. 16:13) Het is daarom nodig dat we in afhankelijkheid van de Heilige Geest de gelijkenissen van Jezus lezen, biddend of Hij onze ogen wil openen en ons denken wil verlichten zodat we de ‘geheimenissen’ zullen verstaan en zodat we ons er over mogen verwonderen en verblijden.

Rijk bevoorrecht
Zalige (geloofs)ogen heb je als je verlangt de betekenis van Jezus woorden te mogen zien en zalige (geloofs)oren heb je als je verlangt de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te verstaan. (16) Zeker, dat vraagt inspanning! Het komt je in het Koninkrijk der hemelen niet ‘aanwaaien’. Het vraagt om lezen en herlezen; om luisteren en nog eens luisteren; om overdenking en doordenking. Maar zó zegt Jezus tot slot in vers 17: besef goed hoe rijk bevoorrecht u bent dát u deze gelijkenissen van Mij ontvangt! Want wat Ik in deze gelijkenissen openbaar, daar hebben veel profeten en rechtvaardigen naar verlangd om het te mogen zien, maar zij hebben dat nooit te zien gekregen; en zij hebben ernaar verlangd om het te mogen horen, maar zij hebben het niet te horen gekregen. De schrijver van de Hebreeënbrief wijst ons ook op het enorme voorrecht dat ons ten deel gevallen is, doordat wij mogen leven ná Jezus’ eerste komst. Hij schrijft over de oudtestamentische gelovigen: “Zij hebben de vervulling van de beloften niet verkregen, maar hebben die vanuit de verte gezien en geloofd en begroet.” (Hebr. 11:13) Zij zouden zich maar wat graag hebben ingespannen om Jezus gelijkenissen te leren verstaan!
                                                                                   Ds. G. van den Berg