Te mooi om niet waar te kunnen zijn
Sommige gedeelten in de Bijbel lezen als een spannend boek. Eenmaal in het verhaal kun je maar moeilijk stoppen met lezen. Je nieuwsgierigheid is gewekt naar het verdere verloop. De schrijver maakt daarbij gebruik van ‘triggers’: iets wat verbazing wekt of totaal verrast, iets humoristisch of iets waardoor de spanning oploopt. Ook de beschrijvingen over het gebeuren ná Jezus sterven op Goede Vrijdag, bevatten ‘triggers’ die je de wenkbrauwen geregeld doen fronsen. Dat vind ik trouwens het mooie van de Bijbel, dat het allemaal vaak net even iets anders gaat dan we dachten of zouden verwachten. Zo ook hier.
Gefronste wenkbrauwen I
Eerst al het gebeuren rond zonsondergang op Goede Vrijdag wanneer Jezus begraven wordt. Opeens duikt daar vanuit het niets een voor ons onbekende discipel van Jezus op: Jozef van Arimathea. Mattheüs vermeldt dat hij ‘een rijke man’ is (Matth. 27:57) en Johannes zegt dat hij ,,in het geheim een discipel van Jezus is uit vrees voor de Joden” (Joh. 19:38). Hoe dan ook: zijn maatschappelijke status brengt kennelijk met zich mee dat hij eenvoudig toegang heeft tot stadhouder Pilatus. Hij gaat naar Pilatus toe en vraagt hem om toestemming om het lichaam van Jezus te mogen begraven (Matth. 27:58). Het feit dat Pilatus direct bevel geeft dat het lichaam van Jezus aan deze Jozef moet worden gegeven doet vermoeden dat Pilatus hem kent en vertrouwt.
Gefronste wenkbrauwen II
En dan is er plots nog iemand die helpt met het begraven van Jezus’ lichaam. Dit keer betreft het een ‘oude bekende’. Iemand die we aan het begin van Jezus’ openbare optreden zijn tegengekomen. Johannes herinnert ons als lezer er nog even aan: ,,Nicodemus, die man die in de nacht tot Jezus kwam” (Joh. 19:30). Ruim tweeënhalf jaar hebben we niets meer van hem gehoord en nu opeens treffen we hem aan, samen met Jozef van Arimathea. Uit het feit dat ook hij helpt met het verzorgen van Jezus’ lichaam en de begrafenis, mogen we met dankbare verwondering opmerken dat het nachtelijk gesprek met Jezus van enkele jaren terug niet zonder vrucht is gebleven. Geweldig: óók deze Nicodemus blijkt een discipel van Jezus te zijn geworden!
Gefronste wenkbrauwen III
Maar daarmee zijn we er nog lang niet! Er volgen meer verrassingen. Johannes leidt als het ware de volgende trigger alweer in, door te vermelden dat Jozef en Nicodemus het lichaam van Jezus in een nabijgelegen graf begraven, mede vanwege het feit dat het ‘de voorbereiding van de Joden was’ (Joh. 19:42). Met ‘de voorbereiding van de Joden’ wordt bedoeld: de voorbereiding op de Sabbat. Mattheüs pakt precies dáár de verhaallijn weer op, als hij schrijft dat ‘de volgende dag, dus de dag ná de voorbereiding (!!), de overpriesters en de Farizeeën bij Pilatus bijeen kwamen’ (Matth. 27:62).
Wel heb ik ooit! Als dit ons niet de wenkbrauwen doet fronsen dan weet ik het niet meer. ‘De volgende dag, dat is de dag ná de voorbereiding…’, dat is dus op de Sabbat! Op de Sabbat treffen we enkele overpriesters en Farizeeën in het paleis van de stadhouder om met hem te spreken. Ze beschuldigden Jezus van sabbatsontheiliging en nu, nu het tegen Jezus gaat, geldt er voor hén kennelijk even geen sabbatsgebod meer. Ze lazen Jezus de wet; zelf schenden ze hun eigen wetten!
En alsof het nog niet bizar genoeg is, moet je even nauwkeurig lezen hoe ze Pilatus aanspreken. Met (gespeelde?) achting spreken ze Pilatus aan met ‘Heer’ en met de grootst mogelijke minachting noemen ze Jezus ‘deze verleider’.
Gefronste wenkbrauwen IV
En dan volgt er alweer iets uiterst opmerkelijks. Want vervolgens horen we die overpriesters en Farizeeën daar in het paleis tegen Pilatus zeggen: ,,wij herinneren ons dat toen Hij nog leefde, Hij gezegd heeft: Na drie dagen zal Ik opgewekt worden” (Matth. 27:63).
Zíj herinneren zich deze woorden dus nog wél! Van de discipelen van Jezus lezen we géén woord waaruit blijkt dat zij op de Sabbat zich ook maar iets herinneren van Jezus woorden over Zijn opstanding. En dat terwijl Hij, juist met hen, tot drie keer toe hierover gesproken heeft.
De overpriesters en Farizeeën herinneren het zich wél. Niet dat ze verwachten dat Jezus werkelijk zal opstaan. Nee, ze zijn als de dood dat de discipelen lijkroof zullen gaan plegen en vervolgens overal zullen rondbazuinen dat Jezus is opgewekt uit de doden. Daar zitten ze nu net niét op te wachten. Dus zeggen ze tegen Pilatus: ,,Geef dan bevel dat het graf tot de derde dag toe beveiligd wordt.”
Wellicht om van het gedoe af te zijn, stemt Pilatus uiterst vlot met dit verzoek in. Hij geeft ze een wacht (bestaande uit meerdere soldaten) ter beschikking. Daar gaan ze: de overpriesters en de Farizeeën voorop, de wachters er achteraan, naar het graf van Jezus. ,,Zij gingen erheen en beveiligden het graf met de wacht(ers), nadat zij de steen verzegeld hadden.” Wat een onrust op de Sabbat, waarop Jezus rustte in het graf!
Goddelijke humor
Maar dan, juist wanneer die overpriesters en Farizeeën denken dat ze hun zaakjes op orde en onder controle hebben, wordt vanuit de hemel alle orde doorbroken. Nu dringt God Zich nadrukkelijk weer het verhaal binnen. En waar God verschijnt, dáár gebeurt er wat! Daar gebeurt het ongedachte, het onverwachte: daar gebeurt het onmogelijke. De wachters bij het graf ten spijt! Die arme stakkers. Je ziet het voor je: op wacht gezet in de hof van Jozef van Arimathea, bij het graf van een Dode. De hele sabbat en ook de nacht die volgde was het in de hof volkomen rustig geweest. Saai en geestdodend tot en met. Maar dan opeens worden ze als eersten getuige van Jezus opstanding! Eerst vindt er een grote aardbeving plaats, vervolgens verschijnt er een engel van de Heere die vanuit de hemel neerdaalde. En die engel komt recht op het graf af en rolt daar pardoes, één, twee, drie die grote verzegelde steen weg die voor de opening van het graf gerold was. En vervolgens gaat hij er bovenop zitten. (Matth. 28:2)
En die wachters? Ja echt, je kunt het met ze te doen hebben. Mattheüs zegt: ,,Ze beefden van angst voor de engel en werden als doden.” Alléén al de woordkeus die hier gebruikt wordt! Terwijl de Dode in het graf zojuist is opgewekt, leeft!, worden de levenden buiten het graf ‘als doden’. Zie ze staan, die aardse beroepssoldaten tegenover die hemelse wachter die daar zit op de zojuist weggerolde steen. Daar staan ze, ontdaan en verstijfd van schrik, met knikkende knieën en als trillend riet. Ze kunnen geen boe noch bah zeggen. En de engel zwijgt ook in alle talen! Dat moet een vreemde stilte geweest zijn.
Hoe lang die wachters daar zó hebben gestaan, staat er niet. Maar het zal niet lang geduurd hebben. Want eenmaal bekomen van de eerste schrik, zijn de wachters weggevlucht. Mattheüs vermeldt even verderop dat gelijktijdig met de vrouwen ook ,,enigen van de wacht zijn teruggegaan naar de stad, waar zij aan de overpriesters verslag uitbrengen van wat er gebeurd is” (Matth. 28:11). In gedachten zie ik het voor me gebeuren! Zeg nu zelf: dit kun je toch niet lezen zonder een brede glimlach op je gezicht? Want dit is toch werkelijk een staaltje ‘Goddelijke humor’ ten top! Die wachters zijn daar op verzoek van de overpriesters en farizeeën neergezet, met als doel te voorkomen dat straks mogelijk het verhaal de ronde zal doen dat Jezus is opgewekt uit de doden. En nu dit! Nu zijn het juist deze wachters die van het wonderlijke gebeuren van Pasen komen vertellen aan de overpriesters; dat nu uitgerekend zíj bij hen komen aanzetten met het verhaal wat de ze koste wat het kost niet willen horen! Daar hadden de overpriesters en farizeeën zelfs hun sabbatsrust voor over gehad…
De Waarheid regeert
Maar de Waarheid valt niet tegen te houden. Uit het vervolg blijkt echter dat zelfs dát besef niet tot hen doordringt. Opnieuw trekken ze de geldbuidel! Wat een dwaasheid om te denken dat je met een duurbetaalde leugen het getuigenis van de opstanding van Jezus uit de doden de mond kunt snoeren (Matth. 28:12-15). Ze hebben overduidelijk niets geleerd van het bloedgeld dat Judas Iskariot nog maar twee dagen geleden bij hen heeft teruggebracht. En de woorden die Judas daarbij sprak, kunnen/willen zij zich kennelijk niét herinneren: ,,Ik heb gezondigd, want ik heb onschuldig bloed verraden!” (Matth. 27:3-4). Dwaze, dwaze overpriesters en oudsten. Dwaas Sanhedrin!
Maar al is de leugen nog zo snel, de Waarheid achterhaalt haar wel! Want niet de leugen, maar de Waarheid regeert! Al 2000 jaar! De Waarheid regeert vanuit de hemel, vanaf de troon. Hier op aarde klinkt de Goddelijke Waarheid van het Paasevangelie al 2000 jaar over het wereldrond: ,,De Heere is werkelijk opgewekt” (Luk. 24:34).
Nu klinkt alom de roep voortaan:
Halleluja, halleluja,
de Heer is waarlijk opgestaan!
Halleluja, halleluja!
Lieve mensen, wat hebben we toch een machtig mooi, ongekend verrassend en uiterst overtuigend Evangelie om uit te leven én om door te geven! Een Evangelie dat te mooi is om niét waar te kunnen zijn!
Ds. G. van den Berg