Soli Deo Gloria
“En zij zeiden tegen de vrouw: Wij geloven niet meer om wat u zegt, want wijzelf hebben Hem gehoord en weten, dat Hij werkelijk de Zaligmaker van de wereld is, de Christus.” Johannes 4:42
Via Facebook, Instagram, LinkedIn, WhatsApp, Snappchat en TikTok is menigeen dagelijks druk doende. Je wilt graag interessante, al dan niet belangrijke, dingen delen met anderen. Dé moderne manier van communiceren. Nu valt er over deze manier van communiceren heel wat te zeggen, maar uit onderzoek blijkt hoe dan ook dat veel van deze communicatie vooral te maken heeft met een diep verlangen om ‘gezien’, ‘gekend’ en ‘erkend’ te worden.
Deze onderwerpen spelen nadrukkelijk ook in Johannes 3 en 4. Eerst met betrekking tot Johannes de Doper. Hij is korte tijd behoorlijk ‘in the picture’ geweest door zijn opmerkelijke optreden. Niet alleen maakte zijn kleding hem spraakmakend (Mark. 1:6), maar vooral zijn prediking en zijn dooppraktijk maakte hem tot voorwerp van grote belangstelling (Lukas 3:7v.). Maar bij alle aandacht die hierbij uitgaat naar Johannes de Doper, gaat het Johannes er allerminst om zelf ‘gezien’, ‘gekend’ en ‘erkend’ te worden. Hij wijst juist voortdurend van zich af en hij wijst naar Hem die ná hem komen zou. Kenmerkend voor Johannes zijn de woorden ,,Hij moet meer worden, ik echter minder” (Joh. 3:30). Dienstknechtgestalte heet dat. Dienen met het oog op dé Ander. Kortom: als Johannes de Doper al ‘gezien’, ‘gekend’ en ‘erkend’ wilde worden, dan was dat niet met maar één reden: om de ogen van de mensen gericht te krijgen op het Lam Gods! Het gaat deze vriend van de Bruidegom maar om één ding: de Bruidegom moet ‘gezien’, ‘gekend’ en ‘erkend’ worden (Joh. 3:29)!
En dan volgt in het evangelie van Johannes de geschiedenis van de Samaritaanse vrouw. Een vrouw die wel ‘gekend’ werd, maar bepaald niet hoog aangeschreven stond. Een weinig eervolle vrouw die leefde in een ‘identiteitscrisis’. Ze had een reputatie waardoor, als ze vandaag had geleefd, wij haar niet zo snel zouden ‘linken’ , laat staan ‘liken’ . Daarnaast was ze ook nog eens een Samaritaanse! En een Samaritaanse stond bij een Israëliet nóg minder hoog aangeschreven dan dat men vanuit Den Haag anno 2022 met Groningers omspringt…
Maar kijk eens: Jezus neemt deze Samaritaanse vrouw wél op in Zijn netwerk! Hij zocht deze vrouw op en openbaarde Zich aan háár. Eerst als het levende Water, de bron van het Eeuwige leven (7-14). Vervolgens, op confronterende wijze, openbaarde Hij zich als de Alwetende (16-19). En tenslotte maakt Hij haar Zijn identiteit kenbaar (19-26). Hij keurt haar Zichzelf waardig en zo geeft Hij haar een nieuwe identiteit. Hij werft haar als Zijn bruid en redt haar zo uit haar ‘identiteitscrisis’.
Telkens weer als ik deze geschiedenis lees, raak ik er van onder de indruk. Wat openbaart zich hier de aard van de genade van God, waarin Hij in Christus het verlorene zoekt! Telkens ook lees ik deze geschiedenis met een glimlach. Met name ook als het gaat om de reactie van de vrouw. Die heerlijke, pure, schaamteloze verbazing en verwondering die zich van haar meester maakte! Ze kon er niet over zwijgen. Ja, ook deze vrouw werd (net als Johannes de Doper) een heraut van Jezus. Met alle heerlijke gevolgen van dien (28-30, 39-41).
Máár ook deze vrouw, die in Christus een nieuwe identiteit vond en ontving, moest nog wel de les van Johannes de Doper leren. Zeker, het is maar wat begrijpelijk dat wanneer je eerst niet ‘gezien’, ‘gekend’ en ‘erkend’ werd, het is begrijpelijk dat je het vervolgens heerlijk vindt om positief in de belangstelling te staan. Het is begrijpelijk dat het je goed doet om ‘gehoord’ te worden en vervolgens ‘erkend’ te worden in hetgeen je zegt. Werkelijk, je ziet het haast voor je hoe deze vrouw in haar nieuwe ‘positie’ groeide en straalde. Immers: zij was toch maar wél degene geweest door wie vele van haar stadsgenoten Christus leerden kennen (vers 39 en 40)! Maar juist dáár en dán is een milde correctie nodig. Het klinkt niet hard of gemeen, maar wél beslist: “Wij geloven niet meer om wat u zegt (…) want wijzelf hebben Hem gehoord en weten, dat Hij werkelijk de Zaligmaker van de wereld is, de Christus.”
1. Allereerst: wat een heerlijk wonder is het, dat zovelen in deze Samaritaanse stad tot geloof komen in Jezus als de Zaligmaker van de wereld! Beschamend voorbeeld voor alle andere delen van Israël. Het is mijn gebed dat zoiets ook onder ons Groningers mag gebeuren! “Wij geloven (…) want wijzelf hebben Hem gehoord en weten, dat Hij werkelijk de Zaligmaker van de wereld is, de Christus.”
2. Maar: daarnaast dus ook deze les uit vers 42! “Wij geloven niet meer om wat u zegt, want wijzelf hebben Hem gehoord en weten, dat Hij werkelijk de Zaligmaker van de wereld is, de Christus.” Met deze woorden wordt de Samaritaanse vrouw op haar plaats gebracht. Want het moet nadrukkelijk niet gaan om háár, maar het moet helemaal gaan om Hém! Het verlangen naar ‘gezien’, ‘gekend’ en ‘erkend’ te worden is wel begrijpelijk, menselijk. En jazeker: in Jezus mag de Samaritaanse vrouw zich ook werkelijk genadevol ‘gezien’, ‘gekend’ en ‘erkend’ weten. Absoluut, daar doen we niets van af! Maar wat hebben gelovige mensenkinderen er vervolgens geregeld nog veel werk aan om te leren dat ‘de erkenning’ vooral en bovenal Hém toebehoort! Wat kost het vaak nog de nodige moeite om te leren dat het vervolgens nog maar om één ding wil gaan in je leven, namelijk: dat Jezus ‘gezien’, ‘gekend’ en ‘erkend’ zal worden! Daar gaat het om in het geloof. Steeds weer en steeds meer. Dat Hij geloofd wordt, door anderen én door mij! Het doel van ‘geloven’ is ‘loven’: Soli Deo Gloria alléén God de eer. Laten we er voor waken dat we niet stiekem zelf toch ergens ook nog een graantje van de eer willen meepikken. Daarmee doen we Hem tekort! Dan zondigen we.
Ds. G. van den Berg