Tekst:
Simon, Simon, zie de satan heeft ulieden zeer begeerd om te ziften als de tarwe, maar Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet ophoude.
Luc. 22: 31-32a


SATAN IN ACTIE
Waar Christus is, is de satan in de buurt. Hij is er op uit om af te breken wat Christus opbouwt. Daarom is deze waarschuwing van de Here Jezus Christus aan Petrus en de overige discipelen zo op zijn plaats. De mensen rondom Jezus zijn immers het voornaamste mikpunt van de vorst der duisternis. Jezus weet, dat ook in het plechtig uur van de instelling van het Heilig Avondmaal de satan in de buurt is en zijn klauwen uitstrekt naar hen, die juist hebben aangezeten aan de dis des Verbonds. Hij weet het: de satan heeft zeer begeerd de discipelen te ziften als de tarwe. Het beeld is ontleend aan het Oosterse leven. Als de oogst was binnengehaald werd het koren gedorst. Kaf en korrel waren dan nog vermengd. Het koren werd dan in een zeef krachtig heen en weer geschud om het kaf van het koren te scheiden. Het kaf waait weg in de wind en de goede korrel blijft over. Dat wil de satan doen met de discipelen. Hij wil ze door de komende gebeurtenissen heen en weer werpen, zo fors en zo krachtig als het koren in de zeef wordt heen en weer gesmeten. Daarbij heeft hij maar één doel alles wat goed en bruikbaar is weg te werpen en over te houden wat kwaad en verloren is. Door te ziften als de tarwe wil de satan het  kwaad laten overwinnen. Hij wil de discipelen
-Avondmaalsgangers- zo heen en weer slingeren, dat ze in nood en angst hun verstand verliezen, hun houvast kwijt raken en alleen nog goed zijn voor de vlucht, verloochening, vloek en zelfmoord. Zo wordt het werk van God beproefd. Dat gebeurt op allerlei manier. Soms met zware verzoekingen van buiten en van binnen, dan weer met de zachte fluistering van twijfel en ongeloof. Het ene ogenblik is het grote vrede in ons hart, dan kunnen we met ons geloof en met Christus alles, het volgende ogenblik gaat dat alles in de zeef en worden we heen en weer geschud op zo'n wijze, dat we vrezen moeten dat er niets meer overblijft. Dan gaat alles in het vuur: ons geloof, ons gebed, ons vertrouwen en we staan er machteloos bij. De satan is bezig. Hij heeft zeer begeerd ons te ziften als de tarwe. Hij heeft maar één doel: alles vernietigen, wat goed en waar is over te houden, de stenen en het kaf. Maar Jezus bidt. Wat bidt Hij? Dat de satan ophoudt met ziften, met zijn verzoekingen en beproevingen? Nee, want dat moet. Het geloof moet beproefd worden. De satan werkt ook in het ziften zonder dat hij het wil in Gods lijn. Jezus bidt dat in de verzoekingen het geloof niet mag ophouden. Jezus begeert, dat in de strijd en duisternis, waar Gods kerk soms door moet, de vlam van het geloof niet gedoofd wordt. Zo staat tegenover het begeren van de satan het begeren van Christus. Dat is de troost en de vaste grond voor de discipelen en voor allen, die op Christus hopen. Want het gebed van Christus wordt altijd verhoord. Hij heeft recht erop om dit aan Zijn Vader te vragen. Hij heeft de prijs betaald door Zijn bloed te geven als een rantsoen voor velen. Daarom bidt Christus nooit tevergeefs. Ik heb voor u gebeden, niet dat de satan ophoudt en met zijn loutering en beproeving voorbij gaat, maar Ik heb gebeden dat uw geloof niet ophoudt. Als u daaraan vasthoudt, laat de satan dan maar komen, laat hij maar ziften. In de grootste smarten blijven onze harten in de Heer gerust! Christus heeft gebeden voor de overtreders: dat kon Hij doen, omdat Hij voor de overtreders geleden heeft. Zo ligt de vastheid alleen in Christus. Van Hem zal het moeten komen. Van Zijn offer en voorbede. Zondaar ga tot Hem in de schuldbelijdenis en overgave. Vraagt naar Hem. Het gebed uit de nood van het hart geboren neemt Hij over en legt het neer voor God de Vader. Wie Hem aanroept in de nood, vindt Zijn gunst oneindig groot. In die hoede zijt ge wél geborgen.

Overgenomen uit Hervormd Onstwedde april 1963.
Uw scriba