Romeinen 8:5
Tekst: Romeinen 8: 5,6
“Want zij die naar het vlees zijn, bedenken de dingen van het vlees, maar zij die naar de Geest zijn, de dingen van de Geest. Want het bedenken van het vlees is de dood, maar het bedenken van de Geest is het leven en vrede.”
Het is weer Pinksteren geweest: we gedachten de uitstorting van de Heilige Geest. Profetenwoorden gingen in vervulling (Joël 2). De Heere God werkt door Zijn Geest in mensenharten. Dat komt tot uiting in het gedachtenleven, zo blijkt uit onze tekst.
Er is maar één Weg tot God: de Heere Jezus. Er is maar één volk, dat deze Weg kent: zij, die naar de Geest zijn. Dat zijn de mensen, in wie de Heilige Geest woont en werkt. Anderen, soms ook godsdienstige mensen, zijn ‘naar het vlees’. Zij missen de gave van de wedergeboorte.
Vanuit onszelf kennen wij maar één weg tot God: door ons doen en laten proberen we weer in een goede verhouding met God te komen. Ons wensen, verlangen en streven draait hierbij echter om ons eigen ik. Onze hoop daarbij is dan, dat God een welgevallen heeft in wat wij voor Hem zijn en doen.
De gave van de wedergeboorte brengt echter een vernieuwing van ons innerlijk teweeg. Van ons gedachteleven, maar ook van ons wilsleven. Niet dat ons vleselijk-zijn op aarde ooit geheel uitgeroeid zal zijn. Helaas niet, de strijd daartegen gaat ons hele leven door. Maar de kracht van de Heilige Geest overwint dit bedenken wat naar het vlees is. Maar dan ook alleen de kracht van de Heilige Geest. Die is daarbij voortdurend nodig. Nodig om te bedenken wat naar de Geest is, zodat ons gedachteleven, maar ook ons wilsleven beheerst wordt door de Geest. Dan gaat het om God en Zijn eer, om Zijn wil en Zijn Koninkrijk.
Dan mogen we in liefde onszelf vergeten, om voor de Heere te mogen leven. De liefde zoekt zichzelf niet, maar wil vruchten der dankbaarheid voortbrengen. In woord en daad, in gezang en gebed. De Heilige Geest doet ons in Christus het leven vinden. Doet ons verlangen in Hem te blijven, uit Hem steeds de krachten te ontvangen, die nodig zijn om niet naar het vlees, maar naar de Geest te leven. Het gebed om de Heilige Geest blijft nodig, zolang we op aarde zijn.
Ons denken en onze wil wordt dus vernieuwd door de Geest. Dat blijft niet onopgemerkt. Immers: aan de vruchten kent men de boom. Aan wat bedacht en nagestreefd wordt komt ons innerlijk leven openbaar. Deze twee, gedachten en nastreven (onze wil), horen steeds bij elkaar. De gezindheid van waaruit wij onze daden verrichten, bepaalt de waarde van onze daden. En die gezindheid is bekend bij God. Meestal niet bij onze medemens. Vaak ook niet bij onszelf; want: arglistig is ons hart.
Ons leven kunnen we niet overdoen. De mens leeft maar één keer. Dat wil niet zeggen dat we dan ook maar zoveel mogelijk van het aardse leven moeten genieten. Want dat genieten eindigt niet alleen met de dood, en dat kan ieder ogenblik zijn, maar het eindigt ook in de dood: het loopt uit op de eeuwige ondergang.
Maar het bedenken van de Geest, dat wil zeggen: wat ons door de Heilige Geest geleerd wordt te bedenken en te doen, geeft leven en vrede, zegt onze tekst. Leven: het ware leven, in de relatie met God. En daarmee verbonden: vrede, alle heil en zaligheid.
Zo staan het bedenken van het vlees en van de Geest dus lijnrecht tegenover elkaar. Maar ook de gevolgen hiervan brengen een eeuwige scheiding. Wie kiest dan voor het leven of de dood?
Ds. N.F.L. de Leeuw, VDM