Moeite en verdriet

Psalm 10
Gebed in bange tijden.
Heere, waarom blijft U van verre staan,
Waarom verbergt U Zich in tijden van
benauwdheid?

De dichter van deze 10e Psalm schreeuwt het als het ware uit: Waarom!? We kunnen die roep “uit diepte van ellende”  wel begrijpen.

Midden in de corona-crisis.
Wat een onzekerheid, wat een vragen. We kunnen  onze ogen er niet voor sluiten, de gevolgen, de vergaande maatregelen zien en merken we overal om ons heen; geen handen schudden, geen bijeenkomsten, anderhalve meter afstand, geen kerkdiensten in de kerk, en de lijst met activiteiten die afgelast zijn op de nieuwsbrief is lang en wat staat ons nog te wachten. We weten van de schrijnende eenzaamheid van de ouderen en er is nog zoveel meer te noemen. Onze persoonlijke omstandigheden, ieder met zijn of haar zorgen en vragen. Inderdaad; tijden van benauwdheid, zoals genoemd in Psalm 10.
En we zeggen en belijden; het gaat niet buiten de Heere om en het is niet alleen lippentaal en daarom, juist daarom: Waarom!

Waarom blijft U van verre staan?
Moeite en verdriet en God ziet het niet.
En dan lezen we ook nog in deze Psalm; de goddeloze steekt verwaand zijn neus in de lucht (vers 4) en beweert dat er geen God is. En als er dan nog een God zou zijn, is het een God Die Zijn aangezicht verbergt. Misschien kent u dat ook wel. Misschien denk jij dat ook wel eens, wel eens vaak.
Als je om je heen ziet in de wereld, zou je het bijna geloven.
De dichter van Psalm 10 kan het maar niet klein krijgen. Hij kan het in deze Gods verberging niet uithouden.
Maar het trekt hem niet van de Heere af, maar drijft hem dichter naar Hem toe, zoals een hond, die geslagen wordt naar zijn baas kruipt, zo doet de dichter van deze Psalm; klagend, vragend, smekend, roepend.    
We horen hem als het ware uitroepen, tegen alles in, ondanks alles: U ziet het wel, U ziet het echt wel Heere. U weet het toch?  Zeker weten!
Maar het is niet alleen maar zien, niet bekijken van een zekere afstand; min of meer geïnteresseerd. ‘k Stond erbij en ik keek ernaar. Zo kijkt de Heere niet. Er staat in vers 14: Hij aanschouwt de moeite en het verdriet. Met een deskundige blik. Hij merkt de moeiten, het verdriet heel nauwkeurig op.
Hij beziet ze met goddelijke aandacht. Hij volgt ze van ogenblik tot ogenblik.
Zie Hem kijken. Hij kijkt er niet náár, Hij kijkt erín. Hij kijkt tot in ons hart, Hij ziet alles.
U, Heere, aanschouwt de moeite en het verdriet. Geloven we dat? Hij kan en wil…

Onstwedde, april 2020 . Midden (?) in de corona-crisis.
Hij aanschouwt.
Ja, maar… Wat maakt dat eigenlijk uit; de besmettingen gaan door en het aantal overledenen stijgt met de dag schrikbarend.
Heere, U aanschouwt…opdat… Kijk, dat is de bedoeling. Opdat men het in Uw hand geeft. Opdat wij ermee op de rechte plaats komen. Dat wil de Heere, daar wacht Hij op als we in moeite en verdriet, in grote angst en zorg komen of zijn. Hij bedoelt niet dat we zelf zullen dragen, maar dat we het alles in Zijn Goddelijke hand leggen en daar laten, achterlaten. Geven en over-geven.
Dat mogen we leren in deze onzekere tijd.
Kinderen zijn ons hier tot voorbeeld als ze met hun kinderzorgen en kinderverdriet naar vader en moeder gaan. Want vader kan het wel maken en moeder kan zo troosten. Zo mag de weg van al Gods kinderen zijn.
Alles in Zijn handen; Zijn wijze helende, zegenende handen. Hij weet wat goed is. Hij doet het op Zijn manier. Inderdaad vaak anders dan wij denken,  hopen of bidden. Op een ander, misschien wel later tijdstip.
Geloof me, dit is geen doekje voor het bloeden, want er is geen betere plaats voor al onze moeite en al ons verdriet en onzekerheid dan in Zijn Goddelijke handen want echt:
    Nooddruftigen vergeet God niet
    Noch laat hen eindeloos in ’t verdriet.

Natuurlijk weten we het allemaal heel goed; als wij al onze moeiten en al ons verdriet in Zijn hand leggen, betekent dat niet dat dan alles op slag opgelost is. Alle moeiten worden niet opgeruimd, de tranen worden niet zondermeer weggeveegd, de eenzaamheid niet zo maar van het ene moment op het andere opgeheven en die virus is niet zo maar op wonderbaarlijke wijze verdwenen (al durf ik te zeggen dat bij de Heere niets onmogelijk is) maar we weten waar we het zoeken moeten, en vinden zullen.
Wij ontvangen dit alles, al deze zorgen, deze hele crisis uit Zijn handen. Laten we het ook weer in Zijn handen terugleggen. Dat geeft rust.
In Zijn handen, dan zal Hij maken dat g’u verwonderen moet.

Ds. N. Noorlander