Kwaad over Gods blijdschap

Tekst:

Het berouwde God over het kwaad dat Hij gesproken had hun te zullen doen, en Hij deed het niet. Dit verdroot Jona met groot verdriet en zijn toorn ontstak.  Jona 3: 10B en 4: 1A

Jona de profeet, die door God naar Ninevé gestuurd is, lijkt sprekend op de oudste zoon uit de gelijkenis van de verloren zoon. De inwoners van die stad hebben zich -zo zegt later de Heere Jezus Zelf (Luk. 11: 32)- bekeerd op de prediking van Jona. Eer dat het te laat was, hebben zij zich voor God verootmoedigd, hun schuld beleden, en zich van de afgoden en hun zelfverzekerdheid afgewend. Er was een rijke zegen op de prediking van Gods Woord in Ninevé en dat is het werk van de Heilige Geest. Die doet het verkondigde Woord inslaan als een bom in het mensenhart! Toch staat er in de Bijbel: 'God zag hun werken....' De Heere ziet dus op Zijn eigen werk, maar Hij rekent het de Ninevieten toe en Hij spaart hen in genade voor de ondergang. De stad die tot God roept, wordt niet omgekeerd. Hoe is het  mogelijk dat Jona daar nu kwaad over is? Hij heeft mogen meewerken aan de redding van duizenden mensen. En in plaats van dankbaar te zijn, maakt hij God bitter verwijt en durft hij zelfs te zeggen: 'Het is mij beter te sterven dan te leven'. Jona, Jona, toch! Ook de oudste zoon in Jezus' gelijkenis maakt Vader verwijten. Vader is veel te goed, veel te vergevingsgezind. Jona gooit de Heere een woord uit de Bijbel mokkend voor de voeten. Het woord, dat Mozes met verwondering uitsprak, spreekt hij nu uit in Gods richting als een beschuldiging: 'Want ik wist dat Gij een genadig en barmhartig God zijt, lankmoedig en groot van goedertierenheid en berouw hebbende over het kwaad'. Als God hem dan vraagt of hij terecht kwaad is, dan is hij zo onbeleefd dat hij niet eens een antwoord geeft. Als een mokkend kind loopt hij weg de woestijn in. En hij gaat in zijn eentje zitten wachten op de ramp, die de stad zal verwoesten.

Iemand schrijft: 'Ja dat is toch vreselijk! Er is allerwegen een gehuil in de wereld dat de Heere niet barmhartig zou zijn en Zijn knecht Jona is woedend omdat Hij veel te barmhartig is!'. De Heere is echter ook barmhartig voor zijn ongehoorzame dienstknecht. Want God had Jona om zoveel zondige kwaadheid direct kunnen doden. God had Jona kunnen geven wat Ninevé verdiende: de ondergang. Maar God heeft geen lust in Jona's dood, maar ook in zijn bekering en leven.

Daarom gaat de Heere Jona een lesje leren. Jona zit daar dus in de woestijn en hij heeft een dakje van bladeren gemaakt om wat schaduw te hebben. Maar erg veel plezier heeft hij daar niet van. Dan ineens groeit er een prachtige plant vlakbij hem. Een zogenaamde Ricinus-plant, misschien kent u die wel. Die is heel mooi. En wonderlijk snel groeit de plant tot schaduwboom uit. Jona is er reuze blij mee en gaat lekker in de schaduw van de wonderboom zitten. Wat is hij in zijn sas. In de nacht daarop zorgt God, Die alles bestuurt, dat een beest in de grond aan de wortel van de boom knaagt. En de volgende dag hangen de bladeren al slap. En, als een hete woestijnwind waaien gaat, zit Jona weer in de brandende zon. En wat is hij kwaad. Als de Heere hem dan weer vraagt of hij  reden tot boosheid heeft, wordt hij hondsbrutaal: 'Billijk is mijn toorn ontstoken ter dood toe!' schreeuwt hij. Dat wil zeggen: 'Ik heb alle reden om heel boos te zijn'. En dan zegt God niet: 'Je liegt! Hou je brutale mond!'. Maar God komt met een vriendelijke vraag. Net als de vader in Jezus' gelijkenis: 'Men behoorde vrolijk en blij te zijn'. Tegen Jona zegt God: 'Als jij die boom zou willen sparen, die zomaar bij je opkwam, mag Ik dan als Schepper al die mensen en al die dieren in Ninevé niet sparen? Mag Ik blij zijn over zondaren, die zich bekeren? Mag Ik vreugde hebben in het genadig zijn?'

Jona moet zich geschaamd hebben, want met die vraag van God is het zendingsboekje van het Oude Testament uit. Waarom heeft Jona er niet bij geschreven dat hij zich op deze indringende vraag van de Heere bekeerd heeft? En met God blij geweest is over het behoud van Ninevé? Ik denk omdat dit boekje ook een vraag van God aan u, jou en mij is. De vraag of wij ons bekeren willen van onze zondige zelfverzekerdheid en of wij net als Jona wel in de gaten hebben dat God ons in deze wereld tot getuigen stelt met de boodschap van de meerdere van Jona, Jezus Christus: 'Bekeert u, want het duurt misschien geen veertig dagen meer en dan wordt de hele wereld omgekeerd". Wij dan wetende de schrik des Heeren, bewegen de mensen tot geloof', schrijft Paulus. Laten wij de ander toch van harte de zegen van God over Zijn Evangelie gunnen. Bidden om de voortgang van Gods Woord over de hele wereld en de Heere vragen om bekering van anderen, maar ook, iedere dag weer opnieuw, van ....mijzelf!
Overgenomen uit Hervormd Onstwedde, november 2005.       
Uw scriba.