Johannes de Doper



“Meer of minder?” Die woorden zullen bij velen van ons de herinnering wakker roepen aan wat er op de avond van 19 maart 2014 gebeurde. Het was de avond van de verkiezingsuitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen. De partij die bij de verkiezingen van jl. november de meeste stemmen haalde, wist op die bewuste avond de meeste aandacht op zich gevestigd te krijgen door het optreden van Geert Wilders. Hij stelde aan zijn publiek onder andere de vraag ‘willen jullie meer of minder Marokkanen?’ Toen de aanhangers van de PVV vervolgens scandeerde ‘minder, minder, minder’, reageerde Wilders met ‘nah, dan gaan we dat regelen’. Dit voorval kwam Wilders echter duur te staan. De zaak kwam voor de rechter en die besloot in 2020 dat Wilders zich schuldig had gemaakt aan groepsbelediging en oordeelde dat de uitlating van Wilders ‘onnodig grievend is geweest’. Deze uitspraak is in 2021 nog eens door de Hoge Raad bekrachtigt. Sinds 2014 heeft de uitspraak ‘meer of minder…’ zodoende een wrange bijsmaak gekregen. Een uitspraak die onwillekeurig ook sterk doet denken aan het uiterst pijnlijke verleden van Europa ten tijde van de Holocaust. Wie zich dat realiseert, zal direct ook het ‘smakeloze’ van de actie van Wilders inzien. Deze en andere voorvallen vormen aanleiding om je zorgen te maken, wanneer je je bedenkt dat deze man de premier van ons land kan gaan worden. Waar zal dat op uitlopen…

“Meer of minder?” zijn ook woorden die geregeld klinken rondom de jaarwisseling. Als de balans wordt opgemaakt van het afgelopen jaar, verschijnen er allerlei evaluaties waarin de verschillen ten opzichte van voorgaande jaren in kaart worden gebracht. Zijn er meer vuurwerkslachtoffers gevallen met de jaarwisseling of minder? Is de criminaliteit in het voorbije jaar toegenomen of afgenomen? Zijn we er qua welvaart op vooruit of op achteruit gegaan? “Meer of minder…?” zijn ook woorden die geregeld klinken in persoonlijke levens, zo rond de jaarwisseling. Er worden lijstjes gemaakt met wensen en voornemens voor het nieuwe jaar. Vaak gaat het ook dan over wat je ‘meer of minder’ wilt. De één zegt: ‘Ik wil dit jaar proberen wat minder de auto te gebruiken en wat meer de fiets.’ Een ander zegt: ‘Ik wil proberen in het nieuwe jaar wat meer tijd met mijn gezin door te brengen en daarvoor zal ik wat minder uren gaan werken.’ Ook in de kerk klinken de woorden “meer of minder…?” geregeld. Bijvoorbeeld als het gaat over het aantal kerkbezoekers. Het landelijke beeld laat al tientallen jaren hetzelfde beeld zien: “minder”. Wat zou het geweldig zijn als hier nog eens een kentering in zou komen! Maar ook als binnenkort de Actie Kerkbalans weer van start gaat, dan wordt er van ons allemaal gevraagd: “Zo mogelijk, graag toch een beetje méér!”.

In Johannes 3 vers 30 horen we Johannes de Doper het ook hebben over ‘meer’ en ‘minder’. Ja, u ziet het goed: het staat er niet als een tegenstelling. Het is hier geen óf-óf-benadering, maar een én-én-benadering. Het gaat Johannes de Doper tegelijk om ‘meer’ en om ‘minder’. Wat is het geval? Johannes de Doper weet dat in de nabije toekomst er aan zijn taak een einde komt. Hij heeft tot op dit moment een uitermate belangrijke taak mogen vervullen. In vers 29 lezen we dat hij dit als ‘vriend van de Bruidegom’ heeft mogen doen. Hij heeft de naderende komst van de Bruidegom (de Messias, Jezus) mogen aankondigen. Voor die taak was hij letterlijk door God in de wieg gelegd en van meet af aan is Johannes de Doper ook werkelijk ‘vriend van de Bruidegom’ geweest. Al in de baarmoeder, in de buik van moeder Elizabet, sprong hij op toen hij de stem van de moeder van de Bruidegom hoorde, die op dat moment Jezus onder haar hart droeg. En trouw heeft Johannes de Doper zijn werk voor zijn Vriend, de Bruidegom, gedaan. Veel belangstelling heeft hij gewekt en zelf ook gekregen. Maar nu is de Bruidegom zélf naar voren gestapt. Hij ís gekomen! En van lieverlee beginnen de mensen méér naar Jezus dan naar Johannes te gaan. Niet langer komen er massa’s mensen naar Johannes om gedoopt te worden, maar steeds meer mensen gaan hiervoor naar Jezus toe om zich vervolgens door Jezus’ discipelen te laten dopen. Deze nieuwe situatie veroorzaakt bij Johannes’ leerlingen zorgen. En ze snappen er niets van dat Johannes deze ontwikkeling aanmoedigt. Het heeft er zelfs alle schijn van dat Johannes’ leerlingen Jezus als een concurrent zien (zie vers 26).
Het is vervolgens in reactie hierop dat Johannes de woorden van onze tekst uitspreekt. Hij geeft met deze woorden te kennen dat dít nu juist het mooiste is wat hem kan overkomen. Dit is het grote doel van zijn werk als voorloper. Johannes zegt: ‘Het gaat niet om mij, maar het gaat juist om Hem die bij mij was aan de overkant van de Jordaan. Mijn taak was en is juist om op Hem te wijzen. En nu die taak bijna vervuld is, laat mij dan nu maar naar de achtergrond verschuiven en laat Jezus maar méér en méér op de voorgrond treden. Om Hém gaat het! Laat de mensen vooral naar Hem toegaan en Hem volgen! Hij méér, ik minder!’

Is dat niet een prachtig verlangen voor dit pas begonnen jaar 2024? Dat God groter zal worden en ik kleiner. Een prachtig doel voor ons persoonlijk, ieder in zijn/haar eigen omstandigheden. Maar het is ook een prachtig gezamenlijk doel voor ons als gemeente. Want hieruit blijkt of we werkelijk ‘vrienden van de Bruidegom’, of beter of we werkelijk ‘bruid van de Bruidegom’ zijn! Gaat het ons werkelijk om Hém? In alles wat we mogen doen en betekenen voor Gods kerk op aarde? Is het ons er om te doen dat Hij erdoor groot gemaakt wordt? Niet dat u/jij/ik gezien worden, maar dat alles gericht is op ‘het zien van Hem’. Dat het ons zelfs niet allereerst gaat om ‘onze zaligheid’, maar dat het ons gaat om de eer van onze Zaligmaker.

Wat zou het geweldig zijn als het in de kerk zó echt helemaal om Hém zou draaien! Hij méér, wij minder. Dan is de kerk werkelijk Kerk. Dan is de kerk werkelijk bruid, bruidskerk.

Iemand schreef eens: “Als Hij het grote doel van ons leven is, dan zal dat vast en zeker ook al onze andere goede voornemens kleuren.” Ik voeg daar graag nog iets aan toe. Waar de Heere Jezus het grote doel van ons leven is, daar leren we van Hem ook dat we niet te snel in óf-óf-benaderingen moeten vervallen, maar daar leren we op zoek te gaan naar de juiste verhoudingen en verbindingen. Niet alléén: ‘Hij méér, ik minder!’, maar ook: ‘De ander meer, en ik minder!’ Dat is de én-én-benadering die zó krachtig doorklinkt in het liefdesgebod welke Christus ons gegeven heeft.

ds. G. van den Berg