Droevig en Angstig
“Hij begon droevig en zeer angstig te worden…”
Lezen: Mattheüs 26:37b en Hebreeën 5:7-9
Sommigen van ons weten er van, hebben het meegemaakt of zitten er misschien middenin. Waarin? Wel, diep in de put. Hoe het zo ver gekomen is? Soms is dat duidelijk, vaak ook niet. Hoe kom je eruit? Je probeert het, maar het lukt maar niet. ’s Nachts kun je de slaap niet vatten; overdag willen de dingen die je normaal ‘als vanzelf’ doet maar niet lukken. Je worstelt en je probeert… maar je komt er niet bovenuit.
En mensen om je heen? Zeker, er wordt meegeleefd en er zijn er die je maar wat graag helpen. Maar hoe goed ze ook bedoelen, het helpt je niet echt verder. Je begrijpt jezelf niet goed en door anderen voel je je vaak nog minder begrepen. Wie kan peilen hoe diep de zorg bij de ander is en hoe donker de depressie is?
De woorden van onze tekst komen uit het lijdensevangelie van Heiland Jezus. En ook voor deze woorden –die gaan over Jezus in Gethsemane, waar Hij enorm bedroefd en zeer angstig is geworden–… ook van deze woorden geldt dat ze voor ons onmogelijk te peilen zijn.
► Want de droefheid bij Jezus hier in Gethsemane raakt de verhouding tot Zijn Vader. Jezus voelde hier in Gethsemane de toorn van God in zijn volle omvang op Zich afkomen. Nu gaat het er op aankomen. Nu moet Hij Gods toorn op het diepst gaan doorleven en doorstaan.
► En de angst betreft met name de eenzaamheid. Want Jezus weet dat Hij over enkele uren helemaal van Zijn Vader verlaten zal gaan worden. Jezus wist: nu kom ik in het totale isolement. Alle deuren gaan dicht, alle vensters worden gesloten. Wat zullen die uren voor Jezus ‘een eeuwigheid’ hebben geduurd…
Droefheid en angst raken een mens tot in het diepst. Ook als deze van een andere aard zijn dan bij onze Heiland. Jezus heeft dat dus ook ondervonden. Hij overigens als een onschuldige! Hij heeft er vrijwillig voor gekozen om het oordeel van God te dragen van anderen. Dat maakte het lijden voor Hem des te zwaarder. De droefheid en de angst overkwamen Hem vanwege de schuld van anderen. En nu, in de hof van Gethsemane, in de voorhof van het lijden, drukt de droefheid Hem ongekend en ook ongenadig te neer. Angst doortrekt Zijn ziel zodanig, dat Hij lichamelijk druppels bloed zweet. De Hebreeënbriefschrijver beschrijft wat Jezus in deze uren van grote angst gedaan heeft: ,,Hij heeft met luid geroep en onder tranen gebeden en smeekbeden geofferd aan Hem Die Hem uit de dood kon verlossen.” (Hebreeën 5:7) Luid geroepen en onder tranen gebeden… En dan te bedenken dat Zijn discipelen een klein stukje verderop in slaap vielen!
Jezus heeft dus ‘gebeden en smeekbeden geofferd’ in de hof van Gethsemane. Zijn gebed, doordrenkt met tranen, was een offer aan de Vader. Hoe kan dat nu zo gezegd worden?, vraagt iemand zich wellicht af. Toch is het zo. Jezus’ droefheid drong Hem tot huilen en Zijn angst greep Zijn hele lichaam aan. Maar in die situatie richt Hij zich tot Zijn Vader met de woorden: “Vader, niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede.” Wat hier in Gethsemane gebeurt is werkelijk ongekend! Jezus heeft zelfs in deze uren van droefheid en angst niet Zijn eigen wil doorgezet, maar opzijgezet! Hij heeft Zich in gehoorzaamheid overgegeven aan Zijn Vader. En juist zó was het een offer. De Hebreeënbriefschrijver zegt hierover in vers 8: ,,Hoewel Hij de Zoon was, heeft Hij toch gehoorzaamheid geleerd uit wat Hij heeft geleden.” Daarmee zegt hij dat Jezus gebeden heeft om kracht om te kunnen volharden in gehoorzaamheid. Zodat niet de angst en de droefheid het zouden winnen van de gehoorzaamheid! Jezus heeft geleerd dat ook dít hoort bij het offer dat Hij moest brengen. Maar juist zo is Hij oorzaak van eeuwige zaligheid geworden!
Wat een voorrecht voor ons om Hem zó, door middel van Zijn Woord, te mogen zien. Te mogen zien met Zijn angst en met Zijn tranen. En dat alles vóór ons! Zó diep heeft Hij willen lijden om ons te verlossen. Zó groot is Zijn liefde voor zondaren, dat Hij Zichzelf ervoor over heeft gehad. Want kijk en luister goed: Jezus heeft deze angst en benauwdheid gedragen opdat wij nimmer meer van God verlaten zouden worden! Hij heeft de angst gedragen ,,om te verlossen die door angst voor de dood gedurende heel hun leven aan de slavernij onderworpen waren” (Hebreeën 2:15). Dat allereest. Wat een troost dat wij Hem zó mogen zien!
Tegelijk betekent dit echter ook dat wij met al onze angsten en tranen bij Hem terecht kunnen. Bij Hem is er plaats voor mensen die bang zijn; voor mensen die hun tranen niet de baas kunnen. Bij Hem kun je ermee terecht en Hij begrijpt het als geen ander! ,,Want waarin Hij Zelf geleden heeft, toen Hij verzocht werd, kan Hij hen die verzocht worden, te hulp komen” (Hebreeën 2:18). Hij zegt: Ik weet er alles van. Ik heb het Zelf meegemaakt, doorleefd, ondervonden. Maar Ik heb Mijn tranen en gebeden geofferd, om u/jou de zaligheid van de Vader te schenken en te laten voelen. Jij mag geloven dat Ik al je schuld heb weggeruimd én dat jouw tranen ook Mijn tranen geweest zijn. Jouw tranen heb Ik in Mijn kruik gedaan en Ik heb ze tot Mijn tranen gemaakt, om nu jouw tranen te kunnen drogen en jouw angst te verdrijven. Want zie: Ik ben er voor jou!
Jezus heeft volhard in gehoorzaamheid aan de Vader. Hij vraagt ook gehoorzaamheid van ons. Hoe dan? Wel, door náár Hem te horen en door óp Hem te zien. Door Hem alléén te vertrouwen. Dat Zijn tranen werkelijk ‘bevrijdende tranen’ zijn! En dat door Zijn tranen nu reeds troost ontvangen wordt en straks al onze tranen voor eeuwig gedroogd zullen worden. Hij komt immers door het geloof ons leven binnen en waar Hij binnenkomt daar breekt Hij de angst stuk. Daar droogt Hij de tranen en zegt Hij: Ik ben er en Ik zal er voor je zijn! Zó stelt Hij aan onze angsten een grens. Doordat God in Jezus een grens getrokken heeft. Een grens, te danken aan Jezus’ angst en tranen.
Toen ik op maandag 11 januari 2016 in de hof van Gethsemane was, op de plaats waar mijn Heere en Heiland zó geleden en gestreden heeft… kon ik mijn ogen niet droog houden. Tranen van verwondering en dankbaarheid. En al wandelend door de Olijvenhof, stamelde ik het zachtjes: ,,Dierb’re Heiland, wat heb ik U en wat heb ik de tranen die U hier vergoten heeft, lief. Ja, ik heb U lief omdat U mij (eerst) zó onuitsprekelijk liefgehad heeft. Dank U, Heere Jezus!”
ds. G. van den Berg