De schat in de akker
De schat in de akker en de parel van grote waarde.
Mattheus 13: 44-46
Het zal je maar gebeuren! Je bent op het land aan het werk met een juk ossen voor je houten ploeg en stoot daarbij op iets hards. Je denkt, dat dat weer zo'n waardeloze steen is, die net onder de grond ligt en er dus uit moet. Je graaft hem uit en dan, opeens ... dan ontdek je daar, in plaats van iets waardeloos, een geweldige schat. In het oude Oosten kwam zoiets wel eens meer voor. In een tijd, dat er nog geen banken en kluizen waren, werd de aarde meer dan eens gebruikt, om tijdelijk iets waardevols zeker te bewaren. De Heere Jezus vertelt in een andere gelijkenis van een man, die een talent -en dat is veel geld- in de grond begraaft. Als nu iemand, bijvoorbeeld voor de oorlog, zijn geld begraaft en daarna -in de oorlog- sterft, dan kan zijn bezit jaren in de grond blijven, zonder dat iemand ervan weet. Alleen een "toevallige" ontdekking brengt de schat dan weer te voorschijn. En dan kan dat gaan, zoals Jezus in de gelijkenis vertelt. Wat doe je in zo'n geval? (In het Oosten gelden andere wetten dan bij ons in de één en twintigste eeuw.) Dan verkoop je alles, wat je hebt, om die akker en zo ook de daarin verborgen schat, in rechtmatige eigendom te krijgen.
Zó wordt Gods Koninkrijk gevonden. Dat Koninkrijk vind je, waar je de Koning vinden mag om Hem als Koning van je leven te erkennen. Wie Christus -Zijn genade en liefde- vindt, die vindt het leven. Eeuwige vreugde. De Heere Jezus laat zich -dat vertelt Hijzelf in deze gelijkenis- vinden. Ongedacht en onverwacht. Bij verrassing zelfs! De Heere God laat Zich immers vinden door de mensen, die Hem niet zochten. Wie eenmaal Hem gevonden heeft en door Zijn Heilige Geest oog krijgt voor de grote rijkdom, die God in Christus ons schenkt, die verkoopt alles. Dan moet en mag ik al mijn geestelijke schatten wegdoen. Dan heeft niets dat van mij is, nog enige waarde. Paulus noemt al zijn godsdienst zonder Christus: "schade en drek". Wie Christus wil winnen, moet zichzelf verloochenen. Gods aanbieding van genade in Zijn Zoon maakt alle aardse schatten waardeloos.
Hebt u dat ook al ontdekt? Kreeg jij dat ook in de gaten? Of zie je het klatergoud van dat wat dit leven ons biedt, nog aan voor het waardevolste en meest begerenswaardige bezit?
In de tweede gelijkenis -vast aan de eerste verbonden- neemt de Heere, voor mijn gevoel, een misverstand weg, dat licht kan rijzen. Je zou namelijk kunnen denken: "Zie je wel, dat Koninkrijk, dat vind je zomaar. Daar hoef je dus niet naar te zoeken. Dat kan zomaar op je weg liggen". In de tweede gelijkenis, van de parel met grote waarde, gaat het heel nadrukkelijk om iemand, die reeds lang ergens naar zoekt. Parels waren in Jezus' dagen nog duurder dan edelstenen. Die koopman zoekt ingespannen naar schone parels. Ineens ziet hij dan ergens "de Parel van zijn leven". De eerste gelijkenis vertelt ons de weg naar het Koninkrijk voor de mens, die er niet bij werd opgevoed, dat Jezus lief hebben het hoogste goed is. Toch mag die mens Hem ook vinden. In de tweede gaat het om iemand, die wel gehoord heeft, dat er een schat is, waarvan de waarde nooit afneemt: Gods genade. Van vader of moeder gehoord en 's zondags in de prediking: "Zoekt eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid". Dan gaat hij zoeken. Al zijn geestelijke kracht inspannen om die Zaligmaker te mogen kennen. Persoonlijk en oprecht. Hem lief te hebben, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. Nog steeds laat Hij zich zo vinden. Verkoop alles maar wat u hebt. Dat is: bezit al je aardse goed, als niet bezittende. Geef van je overvloed maar aan de armen, ver weg en dichtbij. En, word je dan armer? Welnee! U zult -zegt de Heere Zelf- een schat hebben in de hemel!
Overgenomen uit Hervormd Onstwedde, september 1985.
Uw scriba.