De ram in de plaats van Izak


Tekst:
 Genesis 22 : 13 b
“Abraham ging erheen, nam die ram en offerde hem als brandoffer in de plaats van zijn zoon.”

Thema: De ram in de plaats van Izak.

Het schaap is niet alleen in de Bijbel, maar ook in onze omgeving een bekend dier. We zien schapen rondlopen in het weiland, op de dijken en in een kudde over de heide. Hoe mooi is het in het voorjaar: de moederschapen met de lammetjes er om heen. Wie van ons heeft als kind niet in bed schaapjes geteld, totdat je in slaap viel.
In de Bijbel wordt op vele plaatsen over schapen gesproken. We kennen de gelijkenis over het verloren schaap. We zingen van de Herder en Zijn schapen. Bekende personen uit de Bijbel zoals Abraham, Izak en Jakob, Job en David waren herders met schapen. Het schaap, of het mannetjesschaap, de ram komen we tegen in Genesis 22.
Dit gedeelte nemen we onder de loep. Abraham heeft een heel bijzondere opdracht van God gekregen.  God vraagt van hem om Izak, zijn zoon, te gaan offeren. We voelen de spanning. Vraagt God om het offer van een mens? Vraagt God aan Abraham het onmenselijke, de zoon die hij liefheeft, de erfgenaam, het meest kostbare wat hij heeft, te gaan offeren? Tegelijk lezen we aan het begin van het hoofdstuk ook, dat God het geloof van Abraham op de proef stelt. Zal Abraham de proef doorstaan? Hoe zal dat aflopen? Tegelijk komt deze geschiedenis dicht bij ons. Niet alleen het geloof van Abraham wordt op de proef gesteld, vele gelovigen krijgen daar mee te maken. Nieuwe situaties, zorgen, onzekerheid en verdriet komen op onze levensweg. Volgen we de Heere en vertrouwen we op Zijn Woord ook zonder het te begrijpen? Gaan we op de weg die de Heere wijst, ook als die veel vragen oproept? Dat kan in het geloof waarmee Abraham geloofd heeft. Eenvoudig en diep spreekt hij het uit: De HEERE zal er in voorzien. Abraham ging op weg, met Izak.
Ze komen bij de berg Moria aan. Daar maakt hij het altaar klaar. Hij legt het hout er op, dan bindt hij Izak vast en legt hem op het altaar en pakt het mes. Hij is bereid om het offer te brengen. Maar op dat ogenblik grijpt de Heere in. “Doe de jongen niets.” Izak hoeft niet geofferd te worden. Abraham heeft de beproeving van zijn geloof doorstaan. Hij heeft God lief boven alles, ook boven Izak.  Even verder ziet Abraham een ram met de horens vast in de struiken. Hij neemt de ram en offert die in plaats van zijn zoon. Zo ervaart hij dat de Heere er in voorziet. In plaats van Izak werd het schaap, de ram geofferd.
Het brengen van het offer van een dier kennen wij niet meer. We weten dat er culturen zijn waarin het brengen van offers nog steeds plaats vindt. Wie met aandacht in de Bijbel leest, merkt dat het brengen van offers een belangrijke plaats inneemt. Elke dag werden er bij de tabernakel en later bij de tempel dieren geslacht als brandoffer.  De vraag kan gesteld worden: waarom brengen wij geen offers van dieren? We weten dat met de verwoesting van de tempel er een einde is gekomen aan het brengen van offers van dieren in de joodse traditie.

Voor de christenen is er al eerder een einde gekomen aan het brengen van offers van dieren. We geloven dat met het offer van de Heere Jezus aan het kruis het grote offer is gebracht. De offers van dieren wezen heen naar dat offer. Na Golgotha, waar we het kruiswoord horen “Het is volbracht” is er geen offer meer nodig. Waarom lezen we dan nog over de offers van het O.T.? Zij helpen ons om de diepte en de rijkdom van het offer van de Heere Jezus te verstaan, ook in onze tekst. We lezen in deze geschiedenis dat de ram werd geofferd in de plaats van Izak. Hier vinden we de diepe betekenis van het offer. De Heere komt onze volkomen overgave en toewijding toe, zoals die in het brandoffer zichtbaar wordt. Kunnen we die geven? Willen we die geven?
Het offer wijst ook op de verzoening van de zonde. Hoe kan de Heere wonen bij zondige mensen en hoe kunnen zondige mensen voor Hem verschijnen? De Heere voorziet, Hij zorgt voor het offer. Toen bij Izak en later nog veel meer bij de komst van Zijn Zoon. Bij het offer, in plaats van Izak, in plaats van een zondig mens, is er verzoening van onze zonde en ontvangen we de genade van God. Het offer van de Heere Jezus komt naar ons toe in het Heilig Evangelie en in de verkondiging.

Hebben we oog voor dit offer gekregen? Dat is niet vanzelfsprekend. Er zijn heel wat mensen, die geen last hebben van hun zonde. We zijn nu eenmaal mensen met onze tekorten. We zijn druk bezig met de vele dingen in ons leven. Onze zonden. Wie maakt zich daar druk om? In ieder geval de Heere. Hij kent ons met onze fouten en tekorten. Hij roept ons, zoals Hij eens tegen Adam zei: “Adam, waar ben je?” Dan valt er niet veel meer te verbergen en te ontlopen. Dan vallen we door de vloer van ons fatsoen. Daar worden we ontdekt aan onze zonde. We zijn niet die mens geweest, die we hadden moeten zijn. We staan in de schuld voor God. Als wij het niet meer goed kunnen maken met God, gaat Hij het goed maken met ons. Hij geeft het offer in onze plaats, in mijn plaats. Ik mag mijn hand leggen op dat offer in het geloof. Wat een vreugde om te zien op de Zoon van God, de Heere Jezus. Hij kon en wilde betalen in onze plaats. Hij betaalde de rekening met niets minder dan Zijn overgave aan het kruis. Met het oog op Hem gericht ontvangen wij vrede in ons hart en beleven we de vreugde in Hem ‘Die in onze plaats wil staan’.

Ds. J.M. Viergever