Biddend uitzien naar regen

Tekst: Tekst: 1 Kon 18 : 44 a
“En het gebeurde bij de zevende maal dat hij zei: Zie, een kleine wolk, als de hand van een man, opkomend uit de zee.


We lezen in de Bijbel over allerlei situaties in het leven van mensen. Een aantal zijn herkenbaar en staan dicht bij onze eigen belevingswereld. Andere situaties staan verder of ver van ons leven af. Ze lijken onvoorstelbaar en we kunnen ons die moeilijk voorstellen in ons eigen leven. Een goed voorbeeld hiervan zijn de vele uitspraken in de Psalmen. De ene keer stem je er van harte mee in met wat je leest en een volgende keer hapert  je stem om de woorden uit te spreken. Het kan ook gebeuren dat situaties die eerst ver weg leken ineens dichtbij komen. Zo’n situatie vinden we in 1 Koningen 18 getekend: droogte en het gebed om regen. We kennen in Nederland weinig perioden van droogte. Er komt eerder teveel dan te weinig regen. Wij bidden om regen? Dat staat niet hoog op de agenda van de kerk. In de afgelopen maanden was er een warme en droge periode. We ondervonden de gevolgen van de warmte en de droogte. We keken naar de lucht en het weerbericht. We pasten het dagelijks ritme aan. Gewassen verdorden. De wintervoorraad voor het vee moet worden aangesproken. Er werd gebeden om regen. In de dagen van de profeet Elia was het niet slechts drie maanden warm en droog, maar drie jaar. Hoe zou op het laatst het land er uit hebben gezien?

Wat kunnen we leren uit deze geschiedenis van Elia? Een van de eerste dingen die opvallen is dat Elia het verband legt tussen de droogte en de Heere God. Hij stuurt wolken lucht en winden. We hebben met onze moderne satellieten heel wat mogelijkheden om de ontwikkelingen van het weer na te gaan, zelfs over de hele wereld. We spreken over waterbeheer en de opwarming van de aarde met de oorzaken en de gevolgen daarvan. Maar niemand kan het weer sturen. Een gelovige erkent Gods hand daarin. Dat doet ons beseffen dat we afhankelijk zijn. Waarom deze zomer zo’n droge periode? We kunnen daar niet zomaar een antwoord op geven. Elia kon dat wel op de droogte in zijn dagen. Als geen ander wist de profeet dat de droogte van drie jaar een straf van God was op de afgoderij van het volk. Het hinkte op twee gedachten. Een beetje de Heere en een beetje de Baäl. De gevolgen laten zich raden. Ieder deed wat het beste uitkwam. Toen moest Elia naar koning Achab gaan met de boodschap in naam van de HEERE dat er niet eerder dauw of regen zou komen, dan dat de profeet die aangekondigd heeft. Toen moest koning Achab en met hem het hele volk erkennen: we kunnen geen druppel regen maken. Toen niet en vandaag niet. Hij moest erkennen de macht van de Heere.
Voordat Elia gaat bidden om regen, lezen we van de samenkomst op de berg Karmel. De Baälpriesters met hun offer en Elia met zijn offer. Wel een altaar, wel een offerdier, maar geen vuur. Zowel die priesters als Elia moesten bidden vuur. De God die antwoordt met vuur is werkelijk God.
De priester van Baäl baden tevergeefs. Elia heeft gebeden. Vuur van de hemel kwam. Toen antwoordde het volk eindelijk: de HEERE is God. Na dit optreden gaat Elia opnieuw bidden. Elia is intens in gebed. Hij bidt om regen over het volk Israël. In zijn optreden wordt zichtbaar het werk van de hoogste Profeet, de Heere Jezus. Meer dan Elia doet Hij. Hij is gekomen om een volk, verzonken in de zonde op te zoeken en terug te brengen tot de dienst van de Heere. Hij droeg de last van de zonde weg. Hij doet ons delen in de zegen van God. Hij leeft om altijd te bidden voor ons. Hij geeft eeuwig leven.

Het tweede wat ons opvalt in dit gedeelte is de verhoring van het gebed. Elia is niet klaar met het gebed om vuur en de belijdenis van het volk. Hij weet dat nu wel het keerpunt is gekomen dat er weer regen kan komen. Die wacht hij niet af. Die smeekt hij af. Hij laat zijn knecht naar de top van de Karmel gaan om uit te kijken over de Middellandse Zee. De God van het vuur is ook de God van de regen. God zal ook dit gebed verhoren, om Christus’ wil, uit genade. De eerste keer komt de knecht van Elia terug met de boodschap dat er niets te zien is, alleen een uitgestrekte zee en een even blauwe hemel. Opnieuw wordt de knecht naar boven gestuurd met dezelfde opdracht. Tot zes keer toe is er geen wolkje te bespeuren. Pas bij de zevende keer ziet hij tot zijn vreugde een kleine wolk. Niet groter dan de hand van een man. Opgetogen komt hij bij Elia terug. Een kleine wolk komt op uit de zee. Elia weet genoeg. Dit is het begin van een overvloedige bui. Nog even en dan ziet de lucht zwart van wolken en wind. Dit is het einde van de droogte, de hitte, de dorst en de honger. Dit is het einde van de dood. Het leven keert terug.

God hoort het gebed. Dat lezen we in 1 Koningen 18. Dat lezen we op zoveel andere plaatsen in de Bijbel. Hij opent Zijn oor en luistert, en geeft antwoord. Voor Hem is geen nood zo groot dat Hij die niet zou kunnen en willen oplossen. Groter dan de Helper is de nood toch niet. We lezen hier van de nood door de droogte. We hebben met elkaar een aantal kanten van de droogte van dichtbij gemerkt. Er zijn ook andere noden in ons leven. Ieder leven kent zijn en haar eigen zorgen. We lossen die zelf niet op. Daarvoor ze te groot. Het bemoedigde in deze tekst en dit gedeelte is dat we samen worden gewezen op de macht en de ontferming van de Heere. Hoe groot is Zijn macht? Zelfs regen en droogte is in Zijn hand. Hij geeft de levensnoodzakelijke regen aan Zijn volk dat Zijn Naam erkent en belijdt, onverdiend. Hij geeft uitkomst waar wij machteloos staan. Hij hoort Elia opnieuw. Eindelijk vallen de eerste druppels. Eindelijk worden de bruine velden weer groen. De zegen van de regen. Kunnen we dat straks nog slecht weer noemen?
In de Bijbel lezen we veel beloften van God. Deze geschiedenis van Elia spoort ons aan om God biddend al Zijn beloften voor te houden totdat wij met vreugde ervaren dat Hij ze nakomt. Majestueus, wonderlijk.

Ds. J.M. Viergever