Als een arend

Gelijk een arend zijn nest opwekt, over zijn jongen zweeft, zijn vleugels uitbreidt, ze neemt en ze draagt op zijn vlerken; zo leidde hem de HEERE alleen.......  Deut. 32: 11 en 12

Een arend gaat op een heel bijzondere manier met zijn jongen om. De meeste vogels wachten rustig op het moment, dat hun nakomelingen de sprong uit het nest wagen en gaan vliegen. Een arend niet. Tegen de tijd, dat de jongen groot genoeg zijn en voldoende vleugels hebben, dan duwt de oude, welbewust, de jonge vogels naar de rand van het nest en al spartelt het beestje tegen, het wordt er zelfs uitgestoten. En dat is geen kleinigheid, want zo'n arendsnest -het wordt arendshorst genoemd- ligt doorgaans heel hoog in de bergen aan de rand van diepe ravijnen. Zo'n jong diertje valt dan ook naar beneden. Dat wordt in de tekst van deze meditatie nu bedoeld met dat "opwekken". De arend, die schijnbaar hard optreedt tegen zijn jongen. Maar, daarna gaat die vogel iets anders doen. Hij zweeft over zijn jongen. Dat wil zeggen, dat hij die kleine vogel beschermt, zonder dat die dat zelf beseft. Geen andere roofvogel mag bij dat kleine vallende diertje komen. Hij laat dat kleine beestje wel alleen tobben, maar hij zorgt er ook voor, dat het niets overkomt. Bovendien is dat zweven bedoeld als voorbeeld. Hij slaat zijn sterke vleugels breed uit. En, als de kleine arend naar de grote kijkt, dan ziet hij wat hij moet doen. Niet fladderen, maar de vleugels uitslaan. Ja, als de kleine de goede kant opkijkt, dus omhoog, dan leert hij vliegen. Maar in het begin gaat het natuurlijk telkens mis. Dan kijkt het bange diertje naar al die rotsen onder zich, en het staart angstig naar de diepte. En dan is het met vliegen gedaan! Dan valt de jonge arend schreeuwend van angst naar beneden. Maar dan heeft de grote arend nog een pijl op zijn boog: Hij trekt die grote vleugels en ook zijn kop in en als een steen valt hij uit de lucht. In een ogenblik is hij naast zijn vallend jong, ja er al onder. Dan breidt hij die sterke vleugels uit en het reddeloze diertje valt met een zachte landing op de rug en de vleugels van het vader- of moederdier. Die vliegt vervolgens weer omhoog en brengt, na deze vliegles, het kleintje weer veilig in het nest, hoog op de bergen.

"Zo", zegt Mozes in het danklied, aan het einde van de woestijnreis naar het Beloofde land, "heeft ons de HEERE geleid". Hij vergelijkt Gods zorg voor Zijn volk met de manier, waarop een arend zijn jongen leert vliegen. Eigenlijk vertelt de man Gods hier dus een gelijkenis: Zoals de arend voor de jongen zorgt, zo zorgt de Heere voor ons. Er zijn inderdaad heel wat dingen over de arend te zeggen, die in een hogere en diepere zin van de Heere gelden. Een arend woont heel hoog in de bergen. God, de Heere woont in de hemel, van waaruit Hij de ganse aarde overziet. Een arend ziet onvoorstelbaar scherp. Iets heel kleins neemt hij waar en zijn scherpe ogen zijn spreekwoordelijk.

Met "adelaarsblik kijken" betekent: niets ontgaat hem. Dat geldt van de Heere nog veel heerlijker. "Hij woont hoog, nochtans ziet Hij de nederigen aan", zegt een profeet. Een arend is sterk. De Heere is almachtig. Een arend gaat, ondanks zijn sterkte, heel teder met zijn jongen om. De Heere is barmhartig en genadig. Overigens wordt in deze gelijkenis niet alleen een heerlijk beeld van God gegeven. Ook een scherp beeld van ons mensen, van u en mij. Israël, maar dat mag ook doorgetrokken worden naar de gemeente van nu, is als een vallende jonge vogel. Geen vleiend beeld. Wij kunnen uit onszelf niets dan naar beneden vallen. De zonde maakte ons tot hulpeloze schepselen. En, wat wij ons ook verbeelden, wij vallen voortdurend en als God het niet verhoedt, vallen wij te pletter. Het wonderlijke is echter, dat de Heere dat verhoeden wil. Hij is Zelf in Zijn liefde tot ons afgedaald. Dat is toch het Evangelie van de menswording van Gods Zoon. In Christus is de Heere onder ons mensen gekomen. Hij breidt in de prediking de vleugels van Zijn liefde breed uit. Daarmee vangt Hij reddelozen op, op de brede rug van Zijn genade. Maar dan laat Hij ons ook telkens weer opnieuw het veilige nest verlaten en vallen wij weer opnieuw in een groot gat. Waarom doet Hij dat? Opdat wij de goede kant uit leren kijken: omhoog. Daar vliegt Hij Zelf! De Heere wil ons leren vliegen. Dat is: Hem volgen zonder vragen. Dat is: vertrouwen op Hem alleen. Zoals Jesaja de profeet het zegt: "Die de Heere verwachten, zullen de kracht vernieuwen. Zij zullen opvaren met vleugels, gelijk arenden": (Jesaja 40 : 30a).  Wie de HEERE vertrouwt, die heeft geleerd te vliegen op de vleugelslag van het geloof in de ruimte van Gods beloften. Dan ben je zo vrij......als een vogel in de lucht!

Overgenomen uit Hervormd Onstwedde, september 1994.      
Uw scriba.