Als broeders samenwonen

Tekst: Psalm 133 : 1b
Ziet, hoe goed en hoe liefelijk is het, dat broeders ook samenwonen!

Thema: Als broeders samenwonen
In deze Psalm wordt bezongen het samenwonen van broeders. Waar heeft de dichter het over? Bij het woord broeder of broer denken we in de eerste plaats aan de andere kinderen uit het gezin, waarin we geboren zijn en opgroeien of opgegroeid zijn. Worden die bedoeld? In de Bijbel heeft het woord broeder ook een bredere betekenis. Soms moeten we dat lezen in het bredere verband, als mensen van dezelfde stam of hetzelfde volk. In het N.T. worden de andere leden van de christelijke gemeente als broeders en zusters aangesproken. Ook het woord samenwonen kan misverstanden oproepen. Wij denken bij samenwonen aan mensen, die onder één dak leven. Zo zal het samenwonen uit deze Psalm niet bedoeld zijn. De broeders zullen allemaal hun eigen huis wel hebben. Het gaat hier over een vorm van samen leven en samen komen.
Wat ziet de dichter voor zich? Hij ziet mensen van allerlei kanten samen komen in Jeruzalem. Deze Psalm is een bedevaartslied. De mensen komen bijeen op het tempelplein om daar één van de grote feesten te vieren. Wat moet dat een indrukwekkend gezicht zijn geweest. Toch is die massale samenkomst niet het belangrijkste. Het belangrijkste is de aanwezigheid van de HEERE met Zijn genade en zegen. In Jeruzalem staat het huis van God. Daar mag het volk de verbondstrouw van God beleven. Hij doet niet met hen naar hun zonden, Hij zegent hen met heil en troost. Dat wordt zichtbaar bij de offers. Het vieren van de feesten in Jeruzalem is voor de gelovige Israëliet een hoogtepunt. In dit Jeruzalem zal later de Heere Jezus lijden, sterven en opstaan. In Hem komt het wonen van God onder de mensen tot een hoogtepunt.
Als kerk van het N.T. worden we niet geroepen om naar Jeruzalem te gaan, maar we worden wel zondag aan zondag geroepen om samen te komen rondom het Woord. In het heilig Evangelie spreekt de Heere tot ons: woorden van eeuwig leven.

De zegen van de Heere is niet beperkt tot de individuele gelovige. De zegen van de Heere verbindt gelovigen aan elkaar. Die zegen bewerkt de broederschap. Door de zegen van de Heere gaan we met andere ogen kijken naar, met andere oren luisteren naar en met een andere mond spreken met mensen in onze omgeving. We gaan hen ook de zegen gunnen. We willen hen tot zegen zijn. Dat wordt zichtbaar en merkbaar. De dichter van de Psalm vraagt daar onze aandacht voor met het woordje “ziet”. Let eens op! Kijk eens goed!  Hóe goed en hóe liefelijk is dat. Hoe mooi is het dat mensen door Gods zegen als broeders en zusters leven met elkaar. Daar ben je niet meer anoniem, daar lopen de mensen niet meer aan je voorbij. Daar kijken ze naar je om. Daar word je aanvaard. Dit samenwonen werkt de dichter uit aan de hand van de beelden van de zalfolie en de dauw.

Was het in Israël alles zo ideaal? Wie een beetje bekend is met de Bijbel weet wel beter. Vooral de profeten leggen de vinger op de zere plek. Rondom de tempel gebeurde het nodige onheilige. Het volksleven kende zijn gebreken. De zwakken kwamen in de verdrukking. Wellicht hunkert de dichter ook naar de zegen van de HEERE, die merkbaar wordt in het samenwonen. Het samenkomen in Jeruzalem mocht geen uitgeholde traditie worden. Dat mocht ook niet beperkt blijven tot Jeruzalem. Dat moest een vervolg krijgen in de steden en de dorpen. Toch richt de dichter zijn oog op Jeruzalem. Daar woont de Heere. Wat is Zijn geduld en genade groot. Hij verwacht de zegen van Hem.
Met zekere regelmaat zingen we deze Psalm in de kerk. We mogen ons bezinnen op de vraag: hoe zingen we deze woorden? Kennen we met de dichter de blijdschap en de vreugde over het samenwonen? Is er ook bij ons een passie voor de gemeenschap in de kerk? Daar maken we tijd voor vrij! Dat willen we niet missen! Beseffen we hoe rijk we gezegend zijn, als we elkaar in de kerk ontmoeten, samen zingen en bidden, samen luisteren naar de stem van de Goede Herder? Het gevaar bestaat dat we het vanzelfsprekend vinden, dat er een gemeente is. Het gevaar bestaat dat we denken, dat we zonder de gemeente ook kunnen geloven. We mogen ons ook de vraag stellen: willen we in de gemeente alleen maar ontvangen of willen we ook samen delen, samen dienen.

Wie met de dichter van Psalm 133 de zegen van het eeuwige leven geproefd heeft, wil dat ook samen beleven.

Ds. J.M. Viergever