Zacharias
Hoeveel had Zacharias reeds gebeden
Te zamen met zijn vrouw Elizabet!
Hoe menigmaal weerklonk hun smeekgebed!
Hoe pleitten ze op Gods barmhartigheden!
En toch, God scheen hun bede niet te horen.
Geen woord van troost daald’in hun harten neer.
En eind’lijk meenden ze: Het kòn niet meer.
Géén zoon werd aan dit ouderpaar geboren!
Maar als dan alle hoop is afgesneden,
Als deze zaak voor hem onmoog’lijk is
En Zacharias maar berust in zijn gemis,
betoont Zich God de Hoorder der gebeden!
Een hemelbode wordt tot hem gezonden
En deze zegt: ‘Uw bede is verhoord!
Een zoon wordt u geschonken, naar Gods Woord;
Hij zal Messias’ komst aan ’t volk verkonden.’
‘En zie, gij zult zijn naam, Johannes heten!’
Voor Zacharias wacht een blij verschiet.
En toch, dit wond’re woord aanvaardt hij niet…
Hij stelt de vraag: ‘Waarbij zal ik dat weten?’
Hij vraagt, vervuld van ongeloof, een teken;
Alleen Gods Woord is voor hem niet genoeg.
En d’engel geeft wat Zacharias vroeg.
Het teken is: ‘Gij zult niet kunnen spreken.’
God gaf Zijn Woord en dat zal nimmer falen.
Hetgeen Hij heeft beloofd zal vast bestaan.
Straks breekt de tijd van de vervulling aan:
Een stroom van zegening zal nederdalen!
Johannes wordt op ’s Heeren tijd geboren;
Het wachtend ouderpaar ontvangt een zoon.
Acht dagen later klinkt een jubeltoon
En Zacharias doet zijn lofzang horen.
Hij roemt in God, Die hem een zoon wou schenken,
Hij roemt in Christus, Die te komen staat.
De Heere is ‘t Die nooit Zijn Kerk verlaat
Maar eeuwig aan Zijn vreêverbond zal denken.
Een weinig nog en Christus zal verschijnen.
Hij schijnt in ‘t duister als een helder Licht.
Hij geeft aan blinde ogen het gezicht
Ja, Hij zal vrede maken voor de Zijnen.
Overgenomen uit ‘Hij heeft gedacht aan Zijn genade’
Christien de Priester