De muur doorbreken
Geen sprake van de machteloosheid,
maar zwijgend in de tegendraadsheid.
Die and’ren dachten, nooit te winnen,
terwijl zij nog moesten beginnen.
Het gaan daar rond de muren van,
die grote stad, leek zonder plan.
Het hoongelach ginds van daar boven,
toch bleef het volk er in geloven.
Gewapend liepen zij zes keren,
daar zwijgend zonder zich te weren.
Tot het moment, de laatste maal,
de stadswal neerviel met kabaal.
Ze hadden ‘t ook kunnen beslechten,
zelf in aanval en door vechten.
Dan had de stad de eer behaald,
en God geen muren neergehaald.
Het ging hier niet om zinloos pesten,
de Heer die ons geloof wil testen.
Vaak hebben wij niet in de gaten.
Vertrouwend aan Hem overlaten.
Ook jaren later dat kruis dat hout,
door ieder die daar stond, beschouwd.
Een leven schuldeloos gepijnigd,
beledigd en bespot, beëindigd .
Daar liet God’s Zoon, ondanks Zijn macht,
Zich zo verneed’ren zonder klacht.
Geloven is toch altijd weer,
het vaste hopen op de Heer.