Liturgie 24 maart23.03.2019


Liturgie voor de eredienst waarin bevestiging van ambtsdragers plaatsvindt

                                          In dienst
                                            van de
                                           Dienaar


Zondag 24 maart 2019
09.30 uur
Hervormde kerk OnstweddeVoorganger: ds. N.F.L. de Leeuw
Organist: H. de Leede
 
Mededelingen

Zingen: Lied 153: 1 en 6
 
1. Leer mij, o Heer, uw lijden recht betrachten,
in deze zee verzinken mijn gedachten:
o liefde die, om zondaars te bevrijden,
zo zwaar moest lijden.
6. Daar Ge_U voor mij hebt in de dood gegeven,
hoe zou ik naar mijn eigen wil nog leven?
Zou ik aan U voor zulk een bitter lijden
mijn hart niet wijden?

Stil gebed

Votum en Groet

Zingen: Psalm 116: 7 en 11
 
7. Wat zal ik, met Gods gunsten overlaân,
Dien trouwen HEER voor Zijn genâ vergelden?
'k Zal bij den kelk des heils Zijn naam vermelden,
En roepen Hem met blijd' erkent'nis aan.
11. Ik zal met vreugd in 't huis des HEEREN gaan,
Om daar met lof Uw groten naam te danken.
Jeruzalem, gij hoort die blijde klanken:
Elk heff' met mij den lof des HEEREN aan!
 
Lezing van de Wet

Zingen: Psalm 69: 1 WK

1. O God, verlos mij, red mij uit mijn nood;
Nu ’t water tot de lippen is gekomen;
Ik zak in 't slijk; zink weg in diepe stromen;
Ik voel geen grond, de vloed is mij te groot.
Mijn keel is hees van roepen in mijn leed;
ik ben vermoeid, mijn ogen zijn bezweken;
van ’t uitzien naar mijn God die alles weet.
Heer, antwoord mij op mijn aanhoudend smeken.

Gebed om de opening van het Woord en voorbeden

Schriftlezing: Markus 10: 32-45
32 En zij waren onderweg en gingen naar Jeruzalem en Jezus ging hen voor; en zij waren verbaasd en terwijl zij Hem volgden, waren zij bevreesd. En toen Hij de twaalf opnieuw bij Zich genomen had, begon Hij tegen hen te zeggen wat Hem overkomen zou:
33 Zie, wij gaan op naar Jeruzalem en de Zoon des mensen zal aan de overpriesters en de schriftgeleerden overgeleverd worden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen en Hem aan de heidenen overleveren.
34 En zij zullen Hem bespotten en Hem geselen en Hem bespuwen en Hem doden; en op de derde dag zal Hij weer opstaan.
35 En Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, kwamen naar Hem toe en zeiden: Meester, wij zouden willen dat U voor ons doet wat wij ook maar vragen.
36 En Hij zei tegen hen: Wat wilt u dat Ik voor u doe?
37 En zij zeiden tegen Hem: Geef ons dat wij mogen zitten, de één aan Uw rechter- en de ander aan Uw linkerhand, in Uw heerlijkheid.
38 Maar Jezus zei tegen hen: U weet niet wat u vraagt. Kunt u de drinkbeker drinken die Ik drink, en met de doop gedoopt worden waarmee Ik gedoopt word?
39 En zij zeiden tegen Hem: Dat kunnen wij. Maar Jezus zei tegen hen: De drinkbeker die Ik drink, zult u wel drinken, en met de doop waarmee Ik gedoopt word, zult u gedoopt worden,
40 maar het zitten aan Mijn rechter- en aan Mijn linkerhand is niet aan Mij om te geven; maar het zal gegeven worden aan hen voor wie het bestemd is.
41 En toen de tien anderen dit hoorden, begonnen zij het Jakobus en Johannes zeer kwalijk te nemen.
42 Maar Jezus riep hen bij Zich en zei tegen hen: U weet dat zij die geacht worden leiders te zijn van de volken, heerschappij over hen voeren, en dat hun groten macht over hen uitoefenen.
43 Maar zo zal het onder u niet zijn; maar wie onder u belangrijk wil worden, die moet uw dienaar zijn.
44 En wie van u de eerste zal willen worden, die moet dienaar van allen zijn.
45 Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven als losprijs voor velen.

Collecten

Zingen: Psalm 75: 4,5 en 6

4. Geen geval, geen zorg, geen list,
Oost, noch west, noch zandwoestijn,
Doet ons meer of minder zijn:
God is rechter, die 't beslist;
Die, als aller Oppervoogd,
Deez' vernedert, dien verhoogt.
5. Want des HEEREN hand besluit
Enen kelk vol bitterheid,
In Zijn gramschap toebereid,
En Hij drenkt er 't mensdom uit;
Doch der goddelozen mond
Zuigt Zijn hef uit, tot den grond.
 

6. 'k Zal dit melden, 'k zal altijd
Zingen Jacobs God ter eer,
Slaan der bozen hoornen neer,
Vellen wat Zijn naam bestrijdt;
Maar der vromen hoorn en macht
Zal verhoogd zijn door Gods kracht.

Prediking vanuit Markus 10:38,45 ; onder het thema: ‘In dienst van de Dienaar’

Zingen: Psalm 16: 3

3. Getrouwe HEER, Gij wilt mijn goed, mijn God,
Mijn erfenis en 't deel mijns bekers wezen.
Gij onderhoudt gestaâg het heuglijk lot.
Dat Gij, zo mild, voor mij hebt uitgelezen.
De schoonste plaats mat Gij met ruime snoeren;
O heerlijk erf, gij kunt mijn ziel vervoeren.


Formulier bevestiging ambtsdragers
Geliefden in onze Heere Jezus Christus, u weet dat wij u verschillende keren de namen bekendgemaakt hebben van de hier aanwezige broeders, die gekozen zijn tot het ambt van ouderling en diaken in deze gemeente. De reden daarvan was om te vernemen of iemand iets zou inbrengen waardoor bij niet in het ambt bevestigd mogen worden. Ons is gebleken dat niemand iets wettigs tegen hen ingebracht heeft. Daarom zullen wij nu in de Naam des Heeren tot hun bevestiging overgaan.

Wij verzoeken u, broeders, die nu bevestigd zult worden, en alle anderen die hier aanwezig zijn, eerst met aandacht te luisteren naar een korte uitleg van de ingestelde ambten op grond van Gods Woord.
Inzake de ouderlingen is op te merken dat het woord ouderling of 'oudste', dat uit het Oude
Testament afkomstig is en een persoon aanduidt die in een aanzienlijk regeerambt is geplaatst, wordt toegekend aan tweeërlei personen die in de kerk van Jezus Christus dienen. Want de apostel Paulus zegt dat de ouderlingen die op de juiste wijze regeren, dubbele eer waardig geacht worden, voornamelijk die arbeiden in het Woord en de leer [1 Tim. 5:17]. Daaruit blijkt dat er in de apostolische kerk twee soorten ouderlingen zijn geweest. Ten eerste dienaren des Woords, herders en leraars die het evangelie verkondigden en de sacramenten bedienden. Ten tweede degenen die niet het woord bedienden, maar wel dienst verrichtten in de gemeente. Zij droegen een bijzonder ambt, namelijk dat ze over de kerk opzicht hadden en haar regeerden samen met de dienaren des Woords. Want eerst heeft Paulus in Romeinen 12 gesproken over het leerambt en het ambt van uitdelen of diakenschap. Daarna spreekt hij afzonderlijk over het regeerambt: laat ieder die leiding geeft dat 'in naarstigheid', dat wil zeggen 'nauwgezet' doen [Rom. 12:7-8]. Op een andere plaats noemt hij bij de gaven en ambten die God in de gemeente heeft gegeven, eveneens het regeren [1 Kor. 12:28].
Zij die in het regeerambt dienen, hebben de taak de dienaren die het evangelie prediken, te helpen en bij te staan. Evenzo waren in het Oude Testament de gewone levieten in de tabernakeldienst als helpers aan de priesters toegevoegd voor zaken die dezen niet alleen konden verrichten. Niettemin bleven het steeds verschillende ambten. Bovendien is het goed, dat aan de dienaren des Woords mannen worden toegevoegd die meeregeren om elke vorm van tirannie en heerszucht te weren uit de gemeente van God. Die kunnen des te gemakkelijker binnendringen wanneer de leiding bij één alleen of zeer weinigen berust. Zo vormen de dienaren des Woords en de ouderlingen met de diakenen samen een college: een raad van de kerk die heel de gemeente vertegenwoordigt. Hierop doelt de Heere Christus, als Hij de uitspraak doet: 'Zeg het de gemeente' [Mat. 18: 17]. Hiermee worden geenszins allen bedoeld, of ieder lidmaat van de gemeente afzonderlijk, maar juist degenen die door de gemeente gekozen zijn om te regeren.

Het ambt van ouderling omvat het volgende:
Ten eerste samen met de dienaren des Woords opzicht houden over de gemeente die hun is toevertrouwd; nauwgezet toezien of iedereen zich in belijdenis en levenswandel behoorlijk gedraagt; vermanen van hen die zich onstichtelijk gedragen; zoveel mogelijk voorkomen dat de sacramenten ontheiligd worden; christelijke tucht oefenen over hen die geen berouw tonen, en hen die berouw tonen weer in de schoot der kerk ontvangen. Dit blijkt niet alleen uit de eerder genoemde uitspraak van Christus, maar ook uit andere uitspraken in de Schrift, zoals 1 Korinthe 5 en 2 Korinthe 2. Daar lezen we dat de genoemde taken niet berusten bij één of twee, maar bij velen die daartoe de opdracht hebben.
Ten tweede is het ook het werk van de ouderlingen erop toe te zien dat onder christenen alles
op gepaste en ordelijke wijze zal toegaan [1Kor. 14:40] en dat niemand anders dan door wettige beroeping, volgens de vastgestelde orde, in de kerk van Christus zal dienen. Zo immers is de opdracht van de apostel. Verder is het hun werk om alles wat betrekking heeft op het welzijn en de goede orde van de kerk, de dienaren des Woords met goede raad te helpen en alle gemeenteleden met raad en troost van dienst te zijn.
Ten derde is hun ambt in het bijzonder mede opzicht te oefenen over leer en levenswandel van de dienaren des Woords, want alles dient erop gericht te zijn dat de kerk wordt opgebouwd en de valse leer geweerd. Zo lezen wij in Handelingen 20:28, waar de apostel vermaant waakzaam te zijn tegen de wolven die de schaapskooi van Christus kunnen binnendringen. Om dit te kunnen doen, rust op de ouderlingen de verplichting Gods Woord ijverig te onderzoeken en zich voortdurend te oefenen in de overdenking van de verborgenheden van het geloof.
Ten vierde: aan sommigen van hen is in het bijzonder toevertrouwd te waken voor de
instandhouding van de openbare eredienst. Zij zullen daarbij niet alleen de geestelijke, maar ook de stoffelijke belangen van de gemeente behartigen, opdat er voldoende gelegenheid zal zijn om het evangelie te prediken, de sacramenten te bedienen en de Naam des Heeren in het openbaar aan te roepen.

Nu wat de diakenen betreft.
Over de dienst der barmhartigheid leert de Schrift dat deze voortvloeit uit de volkomen liefde van Christus voor de gemeente, die Hij kocht met Zijn bloed. Hij kwam in de wereld om te dienen en ontfermde Zich over hen die in nood waren. Christus is het Lam dat de zonde der wereld wegneemt [Joh. 1:29], de Knecht des Heeren die onze krankheden op Zich genomen en onze smarten gedragen heeft [Jes. 53:4] en die niet rusten zal, totdat bij Zijn wederkomst ook de gevolgen van de zonde een einde zullen hebben. In navolging van haar Heere zorgde de eerste christelijke gemeente ervoor dat niemand in haar midden gebrek had. De gemeente van Christus heeft bovendien een taak wereldwijd: het lenigen van lijden en nood in de hele wereld.
Over de instelling van het diakenambt kunnen wij lezen in het boek Handelingen [Hnd. 6:1-6]. Daar staat dat de apostelen aanvankelijk zelf de armenzorg hebben behartigd. De opbrengst van de verkochte goederen werd aan de voeten van de apostelen gelegd en er werd
uitgedeeld naarmate ieder nodig had. Maar er ontstond ontevredenheid, omdat Grieks
sprekende weduwen bij de dagelijkse uitdeling werden overgeslagen. Op aandringen van de
apostelen zijn daarom mannen gekozen die de zorg voor de armen tot hun specifieke taak zouden rekenen, opdat de apostelen zelf zich des te meer zouden kunnen wijden aan het gebed en de bediening van het Woord. Zo heeft het sindsdien in de kerk gefunctioneerd. Dit blijkt uit Romeinen 12:8, waar de apostel sprekende van deze dienst zegt dat degenen die uitdelen, dit doen zullen in alle eenvoud. En als hij elders spreekt van helpers, bedoelt hij degenen die in de gemeente gesteld zijn om de armen en ellendige te helpen in de nood [1 Kor. 12:28].
Uit deze teksten blijkt duidelijk dat het ambt van diaken het volgende omvat:
Ten eerste: getrouw en zorgvuldig de giften en goederen, voor de armen gegeven, in te zamelen en te bewaren. Zij zullen zich ook met toewijding inzetten voor het vinden van voldoende middelen om de armen te helpen.
Ten tweede: het uitdelen van gaven. Hiertoe wordt niet alleen vereist oplettendheid en
zorgvuldigheid om de giften daar te besteden waar het nodig is, maar ook blijdschap en eenvoud om met een bewogen en welwillend hart de armen te helpen, zoals de apostel ons voorhoudt in Romeinen 12:8 en 2 Korinthe 9:7. Hierbij is het van groot belang dat zij de hulpbehoevenden niet alleen helpen met materiële gaven, maar ook met troostvolle woorden uit de Schrift.

Ten slotte geldt voor alle ambtsdragers, dat hun naar de orde der kerk geheimhouding is
opgelegd van al datgene wat bij de uitoefening van hun ambt vertrouwelijk te hunner kennis is gekomen.

Beantwoording vragen
Geliefde broeders, opdat allen mogen horen dat u bereid bent uw ambt te aanvaarden, verzoek ik u te antwoorden op de volgende vragen:
Ten eerste: Bent u er in uw hart van overtuigd dat u wettig door Gods gemeente en daarom door God Zelf tot deze heilige dienst geroepen bent?
Ten tweede: Houdt u de boeken van het Oude en Nieuwe Testament voor het enige Woord van God en de volkomen leer der zaligheid? Verwerpt u alle leringen die daarmee in strijd zijn?
Ten derde: Belooft u uw ambt getrouw uit te oefenen, in overeenstemming met deze leer, naar de u voor uw ambt geschonken gaven; en belooft u geheim te houden datgene wat bij de uitoefening van uw ambt vertrouwelijk te uwer kennis is gekomen? Belooft u zich ook gezamenlijk godvrezend te gedragen en u te onderwerpen aan de kerkelijke tucht, wanneer u zich onwaardig gedraagt?

Ja-woord en zegen

Toezingen: Morgenzang: 3 (gewijzigde vorm)

Dat zij hun ambt en plicht, o Heer;
getrouw verrichten tot Uw eer.
Dat Uwe gunst hun werk bekroon’,
Uw Geest hen leid en in hen woon’.

Lezing slot formulier
Ouderlingen, wees nauwgezet in wat u samen met de dienaren des Woords is toevertrouwd,
namelijk het regeren van de kerk. Waak over de gemeente als het huis en de stad van God, door iedereen trouw te vermanen en te waarschuwen voor de weg die naar het verderf leidt. Heb acht op het handhaven van de zuivere leer en een vrome levenswandel in de gemeente des Heeren.
Diakenen, zamel de gaven met zorg in en deel ze op verstandige wijze en met vreugde uit.
Kom hen die in nood zijn te hulp. Zorg voor de weduwen en weduwnaren, de wezen en allen die in nood zijn. Betoon metterdaad liefde aan alle mensen, maar in het bijzonder aan de
medegelovigen [Gal.i6:10].
Wees allen getrouw in uw ambt, bewaar de verborgenheid van het geloof in een zuiver hart
[1 Tim. 3:9], wees een goed voorbeeld voor de hele gemeente. Op deze wijze ontvangt u een
goede ingang in de gemeente en veel vrijmoedigheid in het geloof in Christus Jezus en zult u na dit leven ingaan in de vreugde van uw Heere [1 Tim. 3:13].
Geliefde christenen, ontvang van uw kant deze mannen als dienaren van God. Bid voor hen.
Treed de ouderlingen die op goede wijze regeren, met groot respect tegemoet [1 Tim. 5: 17]. En aanvaard gewillig hun opzicht en leiding. Voorzie de ouderlingen-kerkrentmeester ruim van middelen, zowel voor de eredienst als voor andere kerkelijke doelen. Voorzie de diakenen van voldoende middelen om de armen te helpen. Wees mild en royaal in het geven. Wees Christus dankbaar, die u ook door hun zorg Zijn barmhartigheid bewijst. Laat ieder indien mogelijk door eigen arbeid in zijn onderhoud voorzien, om zo noodlijdenden te kunnen helpen. Als ieder zo handelt op de plaats die God hem of haar gegeven heeft, zult u van Hem het loon der gerechtigheid ontvangen.

 Dankgebed

Zingen: Psalm 108: 1 en 2

1. Mijn hart, o Hemelmajesteit,
Is tot Uw dienst en lof bereid.
'k Zal zingen voor den Opperheer;
'k Zal psalmen zingen tot Zijn eer.
Gij, zachte harp, gij schelle luit,
Waakt op; dat niets uw klanken stuit';
'k Zal in den dageraad ontwaken,
En met gezang mijn God genaken.
2. Ik zal, o HEER, Uw wonderdaân,
Uw roem den volken doen verstaan;
Want Uwe goedertierenheid
Is tot de heem'len uitgebreid;
Uw waarheid heeft noch paal noch perk,
Maar streeft tot aan het hoogste zwerk.
Verhef U boven 's hemels kringen,
En leer al d' aard' Uw grootheid zingen.

Zegen

Na de dienst bent u van harte welkom in d' Ekkelkaamp voor het nuttigen van een kopje koffie, waarbij u nadien de gelegenheid krijgt de broeders Gods zegen toe te wensen en afscheid te nemen van de aftredende broeder.