Liturgie 26 januari25.01.2020
Liturgie voor de eredienst waarin bevestiging van ambtsdragers plaatsvindtAangenomen op de vissersschool
Zondag 26 januari 2020
09.30 uur
Hervormde kerk Onstwedde
Voorganger: ds. N.F.L. de Leeuw
Organist: dhr. A. Meems
Mededelingen
Zingen: Lied 267: 1 en 5
1. Neem mijn leven, laat het, Heer,
toegewijd zijn aan Uw eer.
Maak mijn uren en mijn tijd
tot Uw lof en dienst bereid.
5. Neem mijn wil en maak hem vrij,
dat hij U geheiligd zij.
Maak mijn hart tot Uwe troon,
dat, Uw Heil’ge Geest er woon'.
Stil gebed
Votum en Groet
Zingen: Psalm 25: 2 en 6
2. HEER, ai, maak mij Uwe wegen,
Door Uw woord en Geest bekend;
Leer mij, hoe die zijn gelegen,
En waarheen G' Uw treden wendt,
Leid mij in Uw waarheid, leer
IJv'rig mij Uw wet betrachten;
Want Gij zijt mijn heil, o HEER,
'k Blijf U al den dag verwachten.
6. Wie heeft lust den HEER te vrezen,
't Allerhoogst en eeuwig goed?
God zal Zelf zijn Leidsman wezen;
Leren, hoe hij wand'len moet.
't Goed, dat nimmermeer vergaat,
Zal hij ongestoord verwerven,
En zijn Godgeheiligd zaad
Zal 't gezegend aard'rijk erven.
Lezing van de Wet des Heeren
Zingen: Psalm 32: 4
4. Gij zijt mij, HEER, ter schuilplaats in gevaren;
Gij zult mij voor benauwdheid trouw bewaren;
G' Omringt me, daar Gij mij in ruimte stelt,
Met blij gezang, dat mijn verlossing meldt.
Mijn leer zal u, o mens, naar't recht doen hand'len,
En wijzen u den weg dien gij zult wand'len;
Ik zal u trouw verzellen met mijn raad,
Terwijl mijn oog op u gevestigd staat.
Gebed om de opening van het Woord en voorbeden
Schriftlezing: Mattheüs 4: 12-25
12 Toen Jezus gehoord had dat Johannes overgeleverd was, keerde Hij terug naar Galilea.
13. Hij verliet Nazareth en ging wonen in Kapernaüm, dat aan de zee lag, in het gebied van Zebulon en Naftali,
14. opdat vervuld zou worden wat door de profeet Jesaja gesproken werd toen hij zei:
15. Land Zebulon en land Naftali, gebied aan de weg naar de zee en over de Jordaan, Galilea van de volken,
16. het volk dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien; en voor hen die zaten in het land en de schaduw van de dood, is een licht opgegaan.
17. Van toen af begon Jezus te prediken en te zeggen: Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.
18. En Jezus liep langs de zee van Galilea en zag twee broers, namelijk Simon, die Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas, het net in de zee werpen, want zij waren vissers.
19. En Hij zei tegen hen: Kom achter Mij aan, en Ik zal u vissers van mensen maken.
20. Zij lieten meteen de netten achter en volgden Hem.
21. Hij ging vandaar verder en zag twee andere broers, namelijk Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en Johannes, zijn broer, in het schip met hun vader Zebedeüs, terwijl zij hun netten aan het herstellen waren, en Hij riep hen.
22. Zij lieten meteen het schip en hun vader achter en volgden Hem.
23. En Jezus trok rond in heel Galilea, gaf onderwijs in hun synagogen en predikte het Evangelie van het Koninkrijk, en Hij genas elke ziekte en elke kwaal onder het volk.
24. En het gerucht over Hem verspreidde zich over heel Syrië; en zij brachten bij Hem allen die er slecht aan toe waren en door allerlei ziekten en pijnen bevangen waren, en die door demonen bezeten waren, en maanzieken en verlamden; en Hij genas hen.
25. En grote menigten volgden Hem, uit Galilea en Dekapolis, uit Jeruzalem en Judea, en van over de Jordaan.
Collecten
Zingen: Lied 260: 1,2 en 3
1. God maakt ons dienstbaar aan zijn werk,
roept ons tot taken in zijn kerk.
Hij biedt genadegaven aan;
Zijn Woord moet door de wereld gaan.
2. Hij die het van de Heer verwacht
en niet vertrouwt op eigen kracht,
komt bij de Heer in dienst te staan,
die voor de kudde uit wil gaan.
3. Een herder ziet naar schapen om,
maar is ook zelf Gods eigendom.
Op ’s Heeren zegen kan hij aan
en zal Gods weg en wil verstaan.
Prediking vanuit Mattheüs 4:19,20; onder het thema: ‘Aangenomen op de vissersschool’
Zingen: Psalm 143: 10
10. Leer mij, o God van zaligheden,
Mijn leven in Uw dienst besteden;
Gij zijt mijn God, vat Gij mijn hand;
Uw goede Geest bestier' mijn schreden,
En leid' mij in een effen land.
Formulier bevestiging ambtsdragers
Geliefden in onze Heere Jezus Christus, u weet dat wij u verschillende keren de namen bekendgemaakt hebben van de hier aanwezige broeders, die gekozen zijn tot het ambt van ouderling en diaken in deze gemeente. De reden daarvan was om te vernemen of iemand iets zou inbrengen waardoor bij niet in het ambt bevestigd mogen worden. Ons is gebleken dat niemand iets wettigs tegen hen ingebracht heeft. Daarom zullen wij nu in de Naam des Heeren tot hun bevestiging overgaan.
Wij verzoeken u, broeders, die nu bevestigd zult worden, en alle anderen die hier aanwezig zijn, eerst met aandacht te luisteren naar een korte uitleg van de ingestelde ambten op grond van Gods Woord.
Inzake de ouderlingen is op te merken dat het woord ouderling of 'oudste', dat uit het Oude
Testament afkomstig is en een persoon aanduidt die in een aanzienlijk regeerambt is geplaatst, wordt toegekend aan tweeërlei personen die in de kerk van Jezus Christus dienen. Want de apostel Paulus zegt dat de ouderlingen die op de juiste wijze regeren, dubbele eer waardig geacht worden, voornamelijk die arbeiden in het Woord en de leer [1 Tim. 5:17]. Daaruit blijkt dat er in de apostolische kerk twee soorten ouderlingen zijn geweest. Ten eerste dienaren des Woords, herders en leraars die het evangelie verkondigden en de sacramenten bedienden. Ten tweede degenen die niet het woord bedienden, maar wel dienst verrichtten in de gemeente. Zij droegen een bijzonder ambt, namelijk dat ze over de kerk opzicht hadden en haar regeerden samen met de dienaren des Woords. Want eerst heeft Paulus in Romeinen 12 gesproken over het leerambt en het ambt van uitdelen of diakenschap. Daarna spreekt hij afzonderlijk over het regeerambt: laat ieder die leiding geeft dat 'in naarstigheid', dat wil zeggen 'nauwgezet' doen [Rom. 12:7-8]. Op een andere plaats noemt hij bij de gaven en ambten die God in de gemeente heeft gegeven, eveneens het regeren [1 Kor. 12:28].
Zij die in het regeerambt dienen, hebben de taak de dienaren die het evangelie prediken, te helpen en bij te staan. Evenzo waren in het Oude Testament de gewone levieten in de tabernakeldienst als helpers aan de priesters toegevoegd voor zaken die dezen niet alleen konden verrichten. Niettemin bleven het steeds verschillende ambten. Bovendien is het goed, dat aan de dienaren des Woords mannen worden toegevoegd die meeregeren om elke vorm van tirannie en heerszucht te weren uit de gemeente van God. Die kunnen des te gemakkelijker binnendringen wanneer de leiding bij één alleen of zeer weinigen berust. Zo vormen de dienaren des Woords en de ouderlingen met de diakenen samen een college: een raad van de kerk die heel de gemeente vertegenwoordigt. Hierop doelt de Heere Christus, als Hij de uitspraak doet: 'Zeg het de gemeente' [Mat. 18: 17]. Hiermee worden geenszins allen bedoeld, of ieder lidmaat van de gemeente afzonderlijk, maar juist degenen die door de gemeente gekozen zijn om te regeren.
Het ambt van ouderling omvat het volgende:
Ten eerste samen met de dienaren des Woords opzicht houden over de gemeente die hun is toevertrouwd; nauwgezet toezien of iedereen zich in belijdenis en levenswandel behoorlijk gedraagt; vermanen van hen die zich onstichtelijk gedragen; zoveel mogelijk voorkomen dat de sacramenten ontheiligd worden; christelijke tucht oefenen over hen die geen berouw tonen, en hen die berouw tonen weer in de schoot der kerk ontvangen. Dit blijkt niet alleen uit de eerder genoemde uitspraak van Christus, maar ook uit andere uitspraken in de Schrift, zoals 1 Korinthe 5 en 2 Korinthe 2. Daar lezen we dat de genoemde taken niet berusten bij één of twee, maar bij velen die daartoe de opdracht hebben.
Ten tweede is het ook het werk van de ouderlingen erop toe te zien dat onder christenen alles
op gepaste en ordelijke wijze zal toegaan [1Kor. 14:40] en dat niemand anders dan door wettige beroeping, volgens de vastgestelde orde, in de kerk van Christus zal dienen. Zo immers is de opdracht van de apostel. Verder is het hun werk om alles wat betrekking heeft op het welzijn en de goede orde van de kerk, de dienaren des Woords met goede raad te helpen en alle gemeenteleden met raad en troost van dienst te zijn.
Ten derde is hun ambt in het bijzonder mede opzicht te oefenen over leer en levenswandel van de dienaren des Woords, want alles dient erop gericht te zijn dat de kerk wordt opgebouwd en de valse leer geweerd. Zo lezen wij in Handelingen 20:28, waar de apostel vermaant waakzaam te zijn tegen de wolven die de schaapskooi van Christus kunnen binnendringen. Om dit te kunnen doen, rust op de ouderlingen de verplichting Gods Woord ijverig te onderzoeken en zich voortdurend te oefenen in de overdenking van de verborgenheden van het geloof.
Ten vierde: aan sommigen van hen is in het bijzonder toevertrouwd te waken voor de
instandhouding van de openbare eredienst. Zij zullen daarbij niet alleen de geestelijke, maar ook de stoffelijke belangen van de gemeente behartigen, opdat er voldoende gelegenheid zal zijn om het evangelie te prediken, de sacramenten te bedienen en de Naam des Heeren in het openbaar aan te roepen.
Nu wat de diakenen betreft.
Over de dienst der barmhartigheid leert de Schrift dat deze voortvloeit uit de volkomen liefde van Christus voor de gemeente, die Hij kocht met Zijn bloed. Hij kwam in de wereld om te dienen en ontfermde Zich over hen die in nood waren. Christus is het Lam dat de zonde der wereld wegneemt [Joh. 1:29], de Knecht des Heeren die onze krankheden op Zich genomen en onze smarten gedragen heeft [Jes. 53:4] en die niet rusten zal, totdat bij Zijn wederkomst ook de gevolgen van de zonde een einde zullen hebben. In navolging van haar Heere zorgde de eerste christelijke gemeente ervoor dat niemand in haar midden gebrek had. De gemeente van Christus heeft bovendien een taak wereldwijd: het lenigen van lijden en nood in de hele wereld.
Over de instelling van het diakenambt kunnen wij lezen in het boek Handelingen [Hnd. 6:1-6]. Daar staat dat de apostelen aanvankelijk zelf de armenzorg hebben behartigd. De opbrengst van de verkochte goederen werd aan de voeten van de apostelen gelegd en er werd
uitgedeeld naarmate ieder nodig had. Maar er ontstond ontevredenheid, omdat Grieks
sprekende weduwen bij de dagelijkse uitdeling werden overgeslagen. Op aandringen van de
apostelen zijn daarom mannen gekozen die de zorg voor de armen tot hun specifieke taak zouden rekenen, opdat de apostelen zelf zich des te meer zouden kunnen wijden aan het gebed en de bediening van het Woord. Zo heeft het sindsdien in de kerk gefunctioneerd. Dit blijkt uit Romeinen 12:8, waar de apostel sprekende van deze dienst zegt dat degenen die uitdelen, dit doen zullen in alle eenvoud. En als hij elders spreekt van helpers, bedoelt hij degenen die in de gemeente gesteld zijn om de armen en ellendige te helpen in de nood [1 Kor. 12:28].
Uit deze teksten blijkt duidelijk dat het ambt van diaken het volgende omvat:
Ten eerste: getrouw en zorgvuldig de giften en goederen, voor de armen gegeven, in te zamelen en te bewaren. Zij zullen zich ook met toewijding inzetten voor het vinden van voldoende middelen om de armen te helpen.
Ten tweede: het uitdelen van gaven. Hiertoe wordt niet alleen vereist oplettendheid en
zorgvuldigheid om de giften daar te besteden waar het nodig is, maar ook blijdschap en eenvoud om met een bewogen en welwillend hart de armen te helpen, zoals de apostel ons voorhoudt in Romeinen 12:8 en 2 Korinthe 9:7. Hierbij is het van groot belang dat zij de hulpbehoevenden niet alleen helpen met materiële gaven, maar ook met troostvolle woorden uit de Schrift.
Ten slotte geldt voor alle ambtsdragers, dat hun naar de orde der kerk geheimhouding is
opgelegd van al datgene wat bij de uitoefening van hun ambt vertrouwelijk te hunner kennis is gekomen.
Beantwoording vragen
Geliefde broeders, opdat allen mogen horen dat u bereid bent uw ambt te aanvaarden, verzoek ik u te antwoorden op de volgende vragen:
Ten eerste: Bent u er in uw hart van overtuigd dat u wettig door Gods gemeente en daarom door God Zelf tot deze heilige dienst geroepen bent?
Ten tweede: Houdt u de boeken van het Oude en Nieuwe Testament voor het enige Woord van God en de volkomen leer der zaligheid? Verwerpt u alle leringen die daarmee in strijd zijn?
Ten derde: Belooft u uw ambt getrouw uit te oefenen, in overeenstemming met deze leer, naar de u voor uw ambt geschonken gaven; en belooft u geheim te houden datgene wat bij de uitoefening van uw ambt vertrouwelijk te uwer kennis is gekomen? Belooft u zich ook gezamenlijk godvrezend te gedragen en u te onderwerpen aan de kerkelijke tucht, wanneer u zich onwaardig gedraagt?
Jawoord en zegen
Toezingen: Morgenzang: 3 (gewijzigde vorm)
Dat zij hun ambt en plicht, o Heer;
getrouw verrichten tot Uw eer.
Dat Uwe gunst hun werk bekroon’,
Uw Geest hen leid en in hen woon’.
Persoonlijk (dank)woord
Lezing slot formulier
Ouderlingen, wees nauwgezet in wat u samen met de dienaren des Woords is toevertrouwd,
namelijk het regeren van de kerk. Waak over de gemeente als het huis en de stad van God, door iedereen trouw te vermanen en te waarschuwen voor de weg die naar het verderf leidt. Heb acht op het handhaven van de zuivere leer en een vrome levenswandel in de gemeente des Heeren.
Diakenen, zamel de gaven met zorg in en deel ze op verstandige wijze en met vreugde uit.
Kom hen die in nood zijn te hulp. Zorg voor de weduwen en weduwnaren, de wezen en allen die in nood zijn. Betoon metterdaad liefde aan alle mensen, maar in het bijzonder aan de
medegelovigen [Gal.i6:10].
Wees allen getrouw in uw ambt, bewaar de verborgenheid van het geloof in een zuiver hart
[1 Tim. 3:9], wees een goed voorbeeld voor de hele gemeente. Op deze wijze ontvangt u een
goede ingang in de gemeente en veel vrijmoedigheid in het geloof in Christus Jezus en zult u na dit leven ingaan in de vreugde van uw Heere [1 Tim. 3:13].
Geliefde christenen, ontvang van uw kant deze mannen als dienaren van God. Bid voor hen.
Treed de ouderlingen die op goede wijze regeren, met groot respect tegemoet [1 Tim. 5: 17]. En aanvaard gewillig hun opzicht en leiding. Voorzie de ouderlingen-kerkrentmeester ruim van middelen, zowel voor de eredienst als voor andere kerkelijke doelen. Voorzie de diakenen van voldoende middelen om de armen te helpen. Wees mild en royaal in het geven. Wees Christus dankbaar, die u ook door hun zorg Zijn barmhartigheid bewijst. Laat ieder indien mogelijk door eigen arbeid in zijn onderhoud voorzien, om zo noodlijdenden te kunnen helpen. Als ieder zo handelt op de plaats die God hem of haar gegeven heeft, zult u van Hem het loon der gerechtigheid ontvangen.
Dankgebed
Zingen: Psalm 108: 1 en 2
1. Mijn hart, o Hemelmajesteit,
Is tot Uw dienst en lof bereid.
'k Zal zingen voor den Opperheer;
'k Zal psalmen zingen tot Zijn eer.
Gij, zachte harp, gij schelle luit,
Waakt op; dat niets uw klanken stuit';
'k Zal in den dageraad ontwaken,
En met gezang mijn God genaken.
2. Ik zal, o HEER, Uw wonderdaân,
Uw roem den volken doen verstaan;
Want Uwe goedertierenheid
Is tot de heem'len uitgebreid;
Uw waarheid heeft noch paal noch perk,
Maar streeft tot aan het hoogste zwerk.
Verhef U boven 's hemels kringen,
En leer al d' aard' Uw grootheid zingen.
Zegen