Hebben wij de weg van verootmoediging en bekering al gevonden?

Omdat we nog midden in de Coronacrisis zitten, hebben we minder oog voor de rampen, die er in andere werelddelen gebeuren en staan we er minder bij stil, dat sommige mensen ramp op ramp meemaken. Ook Oost-Afrika en West-Azië hebben met het Corona virus te maken. Maar daarnaast zien ze hun oogsten verminderen door een enorme sprinkhanenplaag, waar tegenover ze machteloos staan. Al maanden lang zijn de weersomstandigheden gunstig voor de ontwikkeling van grote sprinkhanen, die in zwermen van miljoenen over de akkers trekken en alles wat groen is, kaal achter laten tot wanhoop van de bevolking. De zwermen gaan vanuit Kenia en Ethiopië in westelijke richting naar Sudan en Zuid-Sudan, een door oorlogen verscheurd land. Ook trekken ze naar het noorden, naar Saudi- Arabië en Jemen, waar ook al jaren oorlog heerst. Ze zijn gesignaleerd in Pakistan en Noord- India onder de allerarmsten. Gevreesd wordt voor grote hongersnoden en veel sterfgevallen.

Hoe zijn deze plagen te stoppen?

De Bijbel werpt licht op deze vraag vanuit Exodus 10:12-19. Daar wordt een sprinkhanenplaag beschreven, als de achtste plaag tegen farao, die weigerde om het volk Israël te laten gaan. “Zo kwamen de sprinkhanen op over het gehele land Egypte en streken in het gehele gebied van Egypte in massa neer, nooit tevoren was er zulk een sprinkhanen-zwerm geweest en nooit nadien zal er meer zo een zijn. Ze bedekten de gehele oppervlakte van het land, zodat het land erdoor verdonkerd werd. Ze namen het zonlicht overdag weg en ze vraten al het veldgewas af en alle vruchten van de bomen, zodat er geen groen meer overbleef aan boom of veldgewas in het gehele land Egypte”.      (vers 14-15).

Farao weet hoe hij deze plaag moet stoppen. Hij kent de weg van verootmoediging en bekering. Hij ontbied Mozes en Aäron en zegt tegen hen: “Ik heb gezondigd tegen de Heere, uw God en tegen u. Nu dan, vergeef toch nog ditmaal mijn zonde en bidt de Heere, uw God, dat Hij deze dood van mij doe wijken”. ( vers 16-17). De farao -geen gelovige in Bijbelse zin- belijdt zijn zonde en vraagt om vergeving. Vergeving betekent losmaking van de schuld, zodat die schuld niet meer aan je kleeft.
Mozes bad tot de Heere. Hij leefde online met de Heere. Hij had vrije toegang tot Gods genadetroon.( Hebreeën 4: 14-16). En de Heere liet een andere, een zeer sterke westenwind waaien, die de sprinkhanen meevoerde en ze in de Schelfzee dreef: niet een sprinkhaan bleef over in het gehele gebied van Egypte”. (vers 19). De Bijbel toont, dat oprechte schuldbelijdenis en bekering, de enige weg is, om dit soort plagen en rampen te stoppen. Alleen in de weg van verootmoediging en bekering, kan God ook onze plagen afwenden, opdat het Corona virus en de sprinkhanenzwermen in Afrika en Azië verdreven worden. Zullen we bidden om een zeer sterke westenwind?

En laten we tot blijvende verootmoediging en bekering komen; niet alleen als de nood groot is! Laten we de Heere van harte dienen door Zijn wil te zoeken en naar Zijn wil te leven!

Ds. A. Lagendijk, Onstwedde.

Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven,
Die van de straf voor eeuwig is ontheven,
Wiens wanbedrijf, waardoor hij was bevlekt,
Voor het heilig oog des Heren is bedekt.
Welzalig is de mens, wien ‘t mag gebeuren,
dat God naar recht hem niet wil schuldig keuren,
En die in het vroom en ongeveinsd gemoed
Geen snood bedrog, maar blank oprechtheid voedt.

Ik bekend, o Heer, aan U oprecht mijn zonden,
Ik verborg geen kwaad, dat in mij werd gevonden,
Maar ik beleed na ernstig overleg,
Mijn boze daden: Gij naamt die gunstig weg
Dies zal tot U een ieder van de vromen
In vindenstijd met ootmoed smekend komen.
Een zee van ramp moog’ met haar golven slaan,
Hoe hoog zij ga, zij raakt hem zelfs niet aan.
 
Gij zijt mij Heer, ter schuilplaats in gevaren.
Gij zult mij voor benauwdheid trouw bewaren.
Gij omringt me, daar Ge mij in ruimte stelt,
Met blij gezang, dat mijn verlossing meldt.
Mijn leer zal u, o mens naar het recht doen handelen
En wijzen u de weg, die gij zult wandelen
Ik zal u trouw vergezellen met Mijn raad,
Terwijl Mijn oog op u gevestigd staat.

Psalm 32:1,3,4 O.B.