Gods Vaderlijke hand

"... dat alle dingen... van Zijn Vaderlijke hand ons toekomen"  (Heid. Catechismus antw.27)Tekst:
Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.   Matth. 28: 18b

Het is goed om duidelijk vast te houden dat het zendingsbevel aan de discipelen voorafgegaan wordt door de opstanding der doden, en het nu te overdenken tekstwoord. Zonder dat zou het zendingsbevel immers dwaasheid zijn. Elf discipelen staan daar in Galilea. Voor het merendeel vissers, die in de afgelopen drie jaren van Jezus rondwandeling keer op keer aantoonden dat zij niet in staat waren de taak te verrichten die Jezus hen hier geeft. Moeten zij ongelovige, twijfelende mensen, vissers van mensen worden? Zij geloven zelf amper, laat staan dat zij anderen tot geloof kunnen bewegen! Arme wereld, die dergelijke armetierige boodschappers aangewezen krijgt om haar het heil te brengen. Het zendingsbevel ligt er ook nu nog als taak aan de kerk! Maar van de kerk geldt, wat van de discipelen gold: zij is zo zwak en verdeeld, zo verscheurd en vol twijfel dat zich de vraag aan ons opdringt: is zending en evangelisatie al niet bij voorbaat zinloos? De strijd is al verloren voor zij begonnen is.
Zo ligt het ook persoonlijk. Wie voelt niet de schroom over zich komen als hij geroepen wordt het evangelie uit te dragen. Wie voelt zich niet de moed ontzinken als hij ziet op zichzelf, op eigen kracht en ongeloof.  Nu zouden we kunnen zeggen: er zijn gelukkig nog groepen in de kerk of buiten de kerk die er wel ronduit voor uitkomen, en er zijn ook wel enkelingen die zonder vrees of blaam (althans zo lijkt het) voor Christus Naam uitkomen. Wij kunnen ons achter zulke mensen gaan verschuilen en zeggen: Zij doen waarin wij nalatig zijn. Daarmee zijn wij echter niet klaar! Hoe komt het, dat zij het wel doen? Zijn zij misschien geloviger, sterker, of welbespraakter dan wij? Hoe komt het dat ondanks de zwakte van de discipelen het zendingsbevel toch uitgevoerd is, en nog steeds uitgevoerd wordt! Dat geheim is niet vanuit mensen, ook niet vanuit heel bijzondere of heel vrome mensen, te verklaren. Het geheim ligt niet in de zendeling, maar in de Zender. Hij zegt: "Mij is gegeven alle macht". Let u op; die macht heeft Hij niet uit Zichzelf, maar die is Hem gegeven. Gegeven door de Vader, de Schepper van hemel en aarde. Deze gaf Hem macht in hemel en op aarde, omdat de Heere Jezus de boze macht: de vorst van de duisternis en van deze wereld verslagen heeft.
En nu de toepassing: het geheim is, dat de macht van Christus zover reikt, dat Hij zelfs in staat is, door de ongelovige en zwakke discipelen Zijn evangelie te laten verkondigen. Alle boze macht heeft Hij immers verslagen. En sindsdien is Hij de Koning Die regeert. Trek dan de lijn maar door naar het heden. Zal de kerk ook nu nog, zult u ook nog, van Zijn Naam getuigen? Inderdaad, u hebt gelijk, uit uzelf en door uzelf is dat onmogelijk, is het een dwaze opdracht. Maar de vraag is niet in hoeverre wij in staat zijn onszelf te gebruiken in de dienst van het evangelie; de vraag is deze: of wij ook geloven dat Christus machtig is, onnutte mensen als wij te gebruiken. Wanneer wij denken zelf de opdracht te moeten volbrengen en zelf ons ongeloof te moeten overwinnen, dan is krampachtige angst ons deel. Als wij gaan verstaan dat elke opdracht van Christus, overgave vraagt aan Hem, dan wordt elke opgave een gave! Kijk maar naar de discipelen. Jezus gaf hen de opdracht het net aan de andere zijde uit te werpen. Zinloos? Zij hebben de ganse nacht gevist en niets gevangen. Maar Zijn opgave blijkt een gave te zijn, want het net zit boordevol. Kan ik het evangelie uitdragen, kunt u het? Nee! Kan Christus ons gebruiken? O, wonder, ja! Want Zijn macht verslaat mijn ongeloof, mijn onmacht tot spreken, mijn zwakheid. En Hij Die u roept tot deze taak is getrouw, Die het ook (Zelf) doen zal.  
Overgenomen uit Hervormd Onstwedde, juni 1979.   
Uw scriba.